Het Kouter. Jaargang 1
(1936)– [tijdschrift] Kouter, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 383]
| |
Over de huidige maatschappelijke situatie van het tooneel
| |
[pagina 384]
| |
heeft aldus de denkbeeldige vrijheid aan te bieden wat gevraagd wordt, in een tijd van neergang, òfwel aan te bieden wat nièt gevraagd wordt! Beide mogelijkheden hebben hun in het oog springende bezwaren, door Julius Bab treffend gedefiniëerd in zijn uitnemende sociologische studie over het theater, waar hij formuleert, dat het tooneel meestentijds slechts de keuze blijft òf zakelijk òf artistiek onsoliede te zijn. Of scherper: de keus tusschen een winstgevend bedrijf, zij het als cultureele misdaad, òf een voortdurend in het onzekere toeven en op den rand van een finantiëel débacle leven. Voorwaar geen vruchtbare bodem! Zóó - en niet schooner - staan heden ten dage de zaken. In deze situatie nog van een maatschappelijke ‘taak’ van de tooneelkunst te willen spreken, dunkt mij een gebrek aan werkelijkheidszin, een grove miskenning der nu eenmaal evidente realiteit - er haar eene toe te dichten en toe te wenschen staat intusschen een ieder vrij - integendeel: het tooneel wordt heden geregeerd door de vrije markt en hare wetten, die - zonder meer - inzake kunst nooit bijster bevruchtend hebben gewerkt, noch veredelenden invloed oefenden! We weten trouwens te goed uit de historie, dat tijden waarin de tooneelkunst inderdaad de maatschappelijke functie vervulde, die haar krachtens haren aard toekomt, steeds ook tot bloeitijdperken voor haar werden. Sociale verbondenheid - zij het in den vorm van verworteld zijn in de breede massa's òf in den vorm van bevoorrecht en gedragen zijn door exponenten van maatschappelijke macht - is levenseisch van het theater; wordt het als vrije ‘onderneming’ aan zich zelf overgelaten, dan voert dit tot zijn dood, zoowel in economisch als in ideëel opzicht. Deze sociale verbondenheid laat zich heden nog slechts zelden en partiëel verwerkelijken, tegenover beperkte, bepaalde groepen - zóó bij het leekenspel - maar voldoende levenssappen kan zij hieruit toch niet putten. Om zich weer duurzaam te kunnen ontplooien behoeft de tooneelkunst breeder veld - èn: vitaler behoefte. Haar noodlot is, dat zij die zelf niet scheppen kan, maar van andere, maatschappelijke factoren afhankelijk is. Zoodra zij echter, na deze huidige periode van neergang, weer - als vroeger - op den moreelen steun | |
[pagina 385]
| |
zal mogen rekenen en kunnen bouwen van de macht, die een toekomstige maatschappelijke en cultureele opgang zal beheerschen, zal de tooneelkunst sociaal wederom grooter beteekenis krijgenGa naar voetnoot1), weer een taak de hare mogen rekenen, niet slechts als spiegel maar óók als stimulans. De opgave die het tooneel en daarmede de tooneelkunstenaar en de tooneelregisseur thans echter te vervullen heeft is zooals reeds gezegd slechts een zeer bescheidene, zij het een niet minder belangrijke. Bovendien heeft hij - gelijk àllen die zich wenschen beschouwd te zien als cultuurdragers - voor alles te bedenken, zooals Romain Rolland dit voorjaar schreef, dat ‘in oogenblikken als deze, dermate kritiek voor het geheele Westen, ieder die zich bewust is van zijn plichten jegens de gemeenschap op zijn post moet blijven en de verdediging van de internationale zaak, die onafscheidelijk verbonden is met de toekomst van de menschelijke cultuur, dienen en er voor strijden’. |
|