In de theorie speelt een derde factor mee: de binding van dit recht tot verzet aan de wereldbeschouwing, te weten: een goede bij ons zelf en onze medestanders; een slechte, bij den straks te vermoorden tegenstander. Willem van Oranje is voor Philips II en Rome: een ketter, en de leider der ketters. In een diep gespleten, rechthebberigen tijd van bewust godsdienstige belangstelling stellig een toereikende grond om het verschijnsel op te roepen - ik zeg niet: te rechtvaardigen.
En neem nu - in de vierde plaats - de tegenproef: in tijden en onder volkeren van meer harmonische samenstelling, als de staat sterk genoeg is, om ook verdraagzaam te kunnen zijn, als een volk genoeg vrijheid bezit, om zijn aandacht te richten op andere bezigheden: welvaart, wetenschap, enz. - dan zal de politieke moord zoowel zeldzaam worden als ook theoretisch veroordeeld: het bommenwerpend russisch nihilisme vond in Westeuropa, in het gelijktijdig anarchisme een veel minder gewelddadig pendant.
Komen wij nu tot het eigenlijk actueele in dit chronisch gebeuren, dan vinden wij, wat ik zou willen qualificeeren als een terugvallen op dit verraderlijk en lafhartig middel. Het is een afdalen naar lager niveau, veroorzaakt door een heel complex van sociale, politieke, en economische motieven; door een ongeloof in den geest, door reclamezucht en sensatielust - ja, maar dat alles in dienst van de bende-geest. Uiterst merkwaardig wel, maar uiterst bedenkelijk ook, dit terugvallen op primitiever vorm van ‘Vergesellschaftung’, die bende heet. De samenzweerdersgeest, het afrossen met een knokploeg, de vuist inplaats van het argument, en dat dan weer toegeschroefd door de bezeten leugen, dat men gelijk heeft, het hoogere leven brengt, de toekomst van eigen volk redt: heel de politieke verwording, die achter de dictaturen ligt, de extremistische levensleugen, spreekt uit dit verschijnsel van den politieken moord. Met nòg een trekje, dat frappeert: de afslachting, massaal uitgewerkt, dient tevens tot intimidatie. Begrijpelijk in een systeem, dat niet leeft uit een scheppende idee, doch de doodsdrift zelf is, en door moord de openbare meening gewennen wil aan het beginsel, dat een menschenleven er zooveel niet toe doet; dat ik (of een wij’) alle recht heb (hebben), om uit den weg te ruimen, wat daarop ligt, als het mij of ons in dit moment zoo past. 't Is de filosofie van een kortademig, dwaas, geborneerd en eigengereid menschenslag. Wat wonder, dat politieke moord de eeuwen door welig tiert!