Boekbesprekingen
H.M. van Randwijk, Burgers in nood. G.F. Callenbach, Nijkerk. z.j. Geb. f 2,90.
Een jong schrijver heeft het aangedurfd een werkloozenroman te schrijven; hij heeft getracht datgene wat een werklooze doorleeft, te begrijpen en er vorm aan te geven; hij durft ook vorm te geven aan zijn eigen overtuiging, dat in een overgave aan Gods wil en in een leven uit Zijn kracht een laatste levensmogelijkheid ligt, waarin de werklooze arbeider Willem Verdoorn en de begrijpende buitenstaander (de jonge, uit een huichelachtige traditie losgebroken predikant Herman Braans) elkaar kunnen vinden. Ons past groote erkentelijkheid voor dit moedig pogen. - Overal blijkt dat de schrijver de diepste duisternis van ellende niet schuwt, dat hij ook de beklemmendste waarheid getrouw wil zijn. Zoo worden heel treffend de wrijvingen geteekend tusschen de massa-mentaliteit der groote stad, welke op Willem Verdoorn haar stempel drukt, en de geheel andere levenstraditie van het boerenland waaraan zijn vrouw Heiltje trouw blijft. Zoo zijn als slachtoffers van geslachtelijken nood: hunkeren en toch moeten wachten, Arie Bresler en zijn meisje Anna uit het volle leven gegrepen.
Enkele groote bezwaren tegen dit boek mogen thans volgen. Telkens is het alsof de schrijver zich voor de grauwheid van zijn onderwerp toch nog heeft willen beveiligen door een gemaniereerde luidruchtigheid in opzet en beeldenkeus. Als hij gelijktijdige situaties snel wil weergeven, wordt het een gewild, en in zijn gewildheid zeer eentonig, her- en derwaarts springen, waarbij hij telkens eigen, storende, ontboezemingen invoegt. Naast des schrijvers wensch, tot in het diepst menschelijke door te dringen, schijnt de krampachtige behoefte te bestaan, op deze wijze aan den buitenkant te blijven.
En ook de wijze waarop de schrijver de werkloosheidsproblematiek ziet, blijft o.h.a. bij uiterlijkheden. Het voortdurend naast elkaar stellen van het brave egoïsme van de bourgeois der villawijk, en de ellende der werkloozen is niet erg interessant, en bovendien gevaarlijk in zooverre, als de illusie er door gewekt wordt (typisch voor alle schijn-radicalisme) als zouden de tegenstellingen in principe opgelost zijn wanneer deze burgers - zooals bijv. Herman Braans - zich eensklaps actief gingen interesseeren voor de nooden hunner medemenschen. Dan begint de eigenlijke problematiek echter eerst! Eerst aan den ‘bourgeois van goeden wille’ kan men de wezenlijke tegenstellingen tusschen de bevolkingsgroepen demonstreeren; en de schrijver had dus met de bekeering van dominee