tot civilisatie reeds was verkild en der verdwijning nabij (al kon ze dan als fossiel nog wie weet hoe langen tijd voortbestaan). De theorie welke deze gedachten schragen moest was die van het aantal (± 10, waarvan 8 eenigszins volledig bekend) van elkaar volstrekt onderscheidene culturen, welke niets met elkaar gemeen hebben en elkaar ook niet wezenlijk beïnvloeden. Wel doorloopen ze allen een gelijken gang gedurende tijdperken van ongeveer duizend jaren, een tijdsbepaling welke overigens geenszins noodzakelijk is voor zijn grondovertuiging en deze op noodlottige wijze heeft bezwaard.
Een overtuiging, die even krachtig was in het negatieve, ter verstoring van parmantige pretenties, waarin het tijdsgebeuren overigens niet weinig medewerkte als zwak in het positieve. Vele feiten moesten verwrongen worden om in de theorie te passen. En daarnaast: waar kwamen wij met dit alles?
Beproeven wij een religieuse kritiek, dan moet allereerst vastgesteld worden, dat Spengler's theorie een veel dieper verstaan mogelijk maakte van wat religie in klassiek-religieuse perioden voor den mensch beteekend heeft in persoonlijk, sociaal en cultureel bestaan dan waartoe een rationalistische naar zich zelf oordeelende tijd bij machte is. Wat religie beteekent op de middaghoogte van cultuur, men kan het van Spengler leeren. Maar het blijft steeds iets, dat binnen de grenzen van een cultuur besloten is. ‘Sinn gibt es nur in den Kulturen’, luidt zijn hem hier zeer typeerend woord. Maar dit bewijst dan ook wel, dat wij in Spengler ten laatste niet een religieus denker hebben, wat hij ook niet heeft willen zijn. Religieus besef verdraagt niet - ik zeg niet een klare, mijnentwege scherpe onderscheidenheid, maar wel: een laatste, diepste gescheidenheid van het zijnde, dit moge zijn menschen, volken, religies of culturen. Het verdraagt niet, anders gezegd, oasen van zin in woestijn van zinloosheid, zij het ook dat de feitelijke werkelijkheid met deze aanduiding niet slecht wordt gekarakteriseerd. Het wil zinloosheid wederom door zin omgrepen zien, onderscheidenheid verstaan als moment in alomvattendheid, zij deze dan ook iets totaliter anders dan rationalistische civilisatie. Maar van dit alles vindt men niets bij Spengler.
En dit tekort is niet slechts theoretisch. Het geciteerde