Het Kouter. Jaargang 1
(1936)– [tijdschrift] Kouter, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
De theologische situatie heden
| |
[pagina 216]
| |
der krijgt de indruk, dat hier wel een en ander aan de gang is en dat men er beschikt over bekwame mannen. Over mannen ook, die van hun standpunt uit op de tegenwoordige problemen ingaan. Dat dit standpunt een zeer bepaald is, spreekt echter vanzelf. Zowel de Rooms-katholieke als de Gereformeerde theologen zijn in hun arbeid gebonden en wel aan een bepaald dogmatisch stelsel. Wat zij beoefenen is het tegendeel van ‘vrije’ wetenschap. Zelfs zijn de Rooms-katholieken wijsgerig gebonden, nog steeds is daar het Thomisme de officiële wijsbegeerte. Merkwaardig is in dit verband, dat men aan de Vrije Universiteit ook poogt te komen tot een Calvinistische wijsbegeerte. Zodra het breedopgezette werk van prof. Dooyeweerd, ‘Wijsbegeerte der wetsidee’ voltooid is, zal er zeker reden zijn, hierop nader in te gaan. Wat aantrekt is de poging, aan de godsdienst openlijk een beslissende betekenis toe te kennen bij de opbouw van een wijsgerig stelsel. De wijze waarop is echter, evenals de polemiek, aan ernstige bedenkingen onderhevig. Een Rooms-katholiek theoloog, die met grote scherpzinnigheid tracht aan te tonen, dat de theologie en philosophie zijner kerk het antwoord geeft ook op de meest moderne problemen, is Przywara. Een merkwaardig artikel verscheen indertijd van hem in ‘Logos’, het bekende, nu ook al gelijkgeschakelde Duitse wijsgerige tijdschrift, waarin hij naar aanleiding van Kroners werk ‘Von Kant bis Hegel’ betoogde, dat de ontwikkeling logisch nog doorliep en moest uitlopen op ThomasGa naar voetnoot1). Hij gaat er van uit, dat de Rooms-katholieke theologie berust op het beginsel der analogia entis, zoals het 4e Lateraanconcilie van 1215 dat klassiek geformuleerd heeft: ‘Inter creatorem et creaturam non potest tanta similitudo notari, quin inter eos maior sit dissimilitudo notandaGa naar voetnoot2). God en mens zijn dus niet aan elkaar gelijk, noch is God het gans Andere, er is analogie. Zijn bezwaar tegen de Protestantse theologie is, dat deze de afstand tussen God en mens en tussen God en wereld te groot ziet. Het grote verschil tussen beide theologieën is volgens | |
[pagina 217]
| |
hem, dat de Protestantse God tot de enige oorzaak en de Rooms-katholieke Hem tot de hoogste oorzaak aller dingen maakt, zodat de eerste niet, de laatste wel plaats laat voor de causae secundae (Alleinwirksamkeit - Allwirksamkeit). Merkwaardig is dit zeker wel. Przywara is buitengewoon scherpzinnig, misschien wel eens te scherpzinnig, zijn betoog sluit logisch in elkaar of wil dat althans doen, maar maakt het geloof ook naar Rooms-katholieke opvatting, meen ik, wel eens te veel tot een zaak van logica. Men ligt, voor men het weet, door hem geleid, geknield voor het altaar, maar het is niet zeker, of de kerk dergelijke bekeringen wel wenst. Hersengymnastiek is de lectuur van zijn werken zeker. De starheid tenslotte van zijn stelsel bemerkt men het beste aan het wringen, dat hij meermalen doet om een mening nog te doen passen in de autoritatieve theologie, ik denk in dit verband b.v. aan zijn bespreking van M. Scheler, aan wie, met Newman, hij een boek wijddeGa naar voetnoot1). Aangezien het Thomisme de wijsbegeerte van de Rooms-katholieke kerk is, mag de kennismaking met dat stelsel zeer gewenst heten. Een heldere inleiding verscheen in onze taal van de hand van dr. Hoogveld, volgens deskundigen een betrouwbare gidsGa naar voetnoot2). De bekende uitgever van Kröners Taschenausgabe gedacht degenen, die wel zich in Thomas zelf willen verdiepen, maar wier moed en kennis van het Latijn niet (meer) toereikend is, zijn werken in het oorspronkelijke te lezen en gaf een verkorte uitgave in het Duits met inleiding en aantekeningen van het eerste deel en de eerste helft van het tweede deel uitGa naar voetnoot3). Meermalen wenst men te weten, wat de Kerk onder een bepaalde term verstaat, wat zij daar en daarover leert, enz. Om een beknopt en duidelijk antwoord te vinden, bleek mij handig een ‘Handlexikon’, dat alphabetisch een korte beschrijving geeft van allerlei dogmatische begrippen | |
[pagina 218]
| |
en termenGa naar voetnoot1). Misschien bewijs ik deze en gene met de vermelding een dienst, bij gebruik van dit boekje behoeft men tenminste geen dwaasheden en onjuistheden over het Rooms-katholicisme ten beste te geven.
Ik haast mij echter over te gaan naar het terrein, waar ik iets beter thuis ben en dat, wat belangrijker is, den lezers tenslotte ook meer zal interesseren, waaraan wij ook het eerst denken als wij spreken over de theologische situatie heden: het terrein der Protestantse en in het bizonder der meer ‘links’ staande Protestantse theologische litteratuur. Wanneer wij deze litteratuur overzien, blijkt dat de tegenwoordige theologie in het algemeen vrij sterk kerkelijk is bepaald. Dat blijkt reeds, maar niet uitsluitend, hieruit, dat het probleem van de kerk sterk de aandacht trekt en dan van de kerk als een zeer bepaalde gemeenschapsvorm. Allerlei strevingen, wensen en verlangens verraden zich in deze aandacht. Er is groter waardering voor de gemeenschap dan in individualistischer tijden wel eens het geval was, ook voor de traditie en wat daarin gegeven is en doorgegeven wordt. Eveneens is een verlangen naar vastheid, volstrektheid en gezag gunstig voor de kerk. Terwijl enerzijds de cijfers over de toenemende onkerkelijkheid de precaire toestand der kerk aan het licht brachten en tot verweer opriepen, heeft de Duitse kerkstrijd doen blijken, welke onvermoede krachten er nog in de kerk scholen. Ook de oecumenische beweging, uit verlevendigd kerkelijk besef geboren, heeft op haar beurt weer de belangstelling voor de kerk doen stijgen, terwijl in meer rechtse kringen de herdenking van Afscheiding en Doleantie tot hernieuwde bezinning op het kerkbegrip genoopt heeft. Wanneer men nu vraagt naar lectuur over het kerkprobleem, is de oogst aan geschriften, daaraan opzettelijk gewijd althans, niet zo groot als men zou vermoeden. Hoewel niet strikt genomen van recente datum is toch nog actueel het boek van den bekenden ethischen Dr. Boissevain, ‘De kansen der Kerk’Ga naar voetnoot2). Het is een geestig, fris en ruim boek, met vele op- | |
[pagina 219]
| |
merkingen die vrijzinnigen deugd zullen doen, al krijgen zij ook wel een en ander te incasseren en al zullen er wel bedenkingen rijzen. Het boek geeft meer dan de titel belooft, omdat het ook over het wezen en de verschijningsvormen der kerk spreekt, behalve over de kansen haar nog geboden. Lezenswaardig is ook de bundel opstellen van den eveneens ethischen prof. Aalders, ‘Om de Kerk’Ga naar voetnoot1). Het leidt in een viertal artikelen binnen in de geschiedenis der oecumenische beweging, en wel zeer oriënterend en houdt zich in een tweetal andere artikelen met het wezen der kerken en haar verhouding tot de cultuur bezig. Belangrijk is ook wat de laatstgehouden Lambethconferentie deed verschijnenGa naar voetnoot2). Deze conferentie, genoemd naar het paleis van den aartsbisschop van Canterbury, waar zij gehouden wordt, is een bijeenkomst van de vertegenwoordigers van de Anglicaanse kerkgemeenschap, die behalve Engeland ook de dominions en koloniën omvat. Er komt ons uit de boodschap van deze conferentie een frisse geest tegemoet, ook op sociaal terrein, wat wij misschien van deftige bisschoppen van de deftige Anglicaanse kerken niet zouden hebben verwacht. Ongetwijfeld zal de komende oecumenische conferentie van 1937 te Oxford te houden over ‘Kerk, volk en staat’ waardevolle bijdragen leveren tot de studie van het kerkprobleemGa naar voetnoot3). Mijn indruk is, dat dit ook wel nodig is. Te veel blijft het spreken over de kerk in algemeenheden steken en komt het niet tot zuivere begripsbepaling en het scherp stellen der problemen. Ik zelf trachtte in een klein geschrift, verschenen in de reeks ‘Religieus humanistische geschriften’, welke reeks na één jaar geleefd te hebben door gebrek aan belangstelling reeds weer ter ziele gegaan is, wezen en taak der kerk te bepalen. Vanwege het bestek reeds konden de problemen slechts aangeduid meer dan besproken, laat staan tot oplossing ge- | |
[pagina 220]
| |
bracht wordenGa naar voetnoot1). Een goed overzicht van en inzicht in de positie van de kerk ten opzichte van de staat in de verschillende belangrijkste landen geeft de uitgave van ‘Kerkopbouw’, ‘De Kerk in de Branding’Ga naar voetnoot2). Na lezing van dit boek begrijpt men de moeilijkheden maar ook de roeping van de kerk in dezen tijd beter. Om enig inzicht te krijgen in het Gereformeerde kerkbegrip werd mij van Gereformeerde zijde een boekje van prof. Schilder aanbevolenGa naar voetnoot3). De lezing stelde echter teleur, het polemiseert grotendeels met enige confessionele Ned. Hervormde predikanten, treffend is de naieve zelfgenoegzaamheid, de ware kerk te hebben, die eruit spreekt.
Het kerkelijk karakter der tegenwoordige theologie komt evenwel niet alleen uit in de belangstelling voor het vraagstuk der kerk, het blijkt o.a. ook uit de doelstelling der theologie. De vraag, wat theologie is, heeft men in de loop der geschiedenis zeer verschillend beantwoord. Eens was zij de koningin der wetenschappen, later ontzegde men haar meermalen een plaats in het rijk der wetenschappen, eens was zij nauw met de kerk verbonden, later was de band meermalen wel zeer los, eens droeg zij een zeer afzonderlijk karakter, de Hoger onderwijswet van 1876 maakte in ons land, of wilde althans maken de theologische faculteit tot een faculteit van godsdienstwetenschap en bracht de theologie zo in één vlak met de andere wetenschappen. Het streven is meer en meer, de theologie in nauw verband te brengen met de kerk, met behoud van haar wetenschappelijk karakter en haar iets van haar koninklijke waardigheid te hergeven. Dit komt o.a. uit in het nieuwste geschrift van prof. Van der LeeuwGa naar voetnoot4). Deze heeft een inleiding in de theologie willen geven, maar niet in de zin van een beknopte samenvatting van de litteratuur, de problemen en haar oplossingen van de verschillende vakken der theologische encyclopaedie, maar zo, dat de vraag besproken wordt, wat eigenlijk theologie is en | |
[pagina 221]
| |
wat de verschillende vakken tot theologische maakt. Prof. Van der Leeuw nu brengt de theologie in nauw verband met de Kerk. ‘Haar norm is de levende Kerk zelf, in haar geheel, oecumenisch. Zoodra die leeft, is haar gezag afdoende’ (blz. 112). Daarnaast echter wil de schrijver het wetenschappelijk karakter der theologie handhaven, waartoe hij zelfs een uitgebreide wetenschapsleer geeft. Ja, hij betoogt, dat de theologie de wetenschap bij uitstek is. Zijn redenering is, dat elke wetenschap boven zichzelf uitwijst, haar ‘eschaton’ heeft, b.v. de biologie het leven, de psychologie de ziel, welk begrip tevens haar grens naar boven is. Alle te zamen hebben zij ook weer een eschaton, dat de theologie kent, en wel kent dank zij het feit van openbaring en geloof, nl. God. Zo wil hij de theologie haar karakter van koningin der wetenschappen hergeven. Of hem deze intronisatie gelukt is? Het is wel een smalle weg, waarlangs de theologie tot haar troon moet naderen en vele wijsgerige grootheden moeten haar zwakke krachten schragen. Het is niet een koninklijke weg, die zij bewandelt en de smalle weg is niet altijd de goede. Trouwens, soms laat prof. Van der Leeuw in eens de theologie beslag op haar troon leggen. Zo heet het: ‘En het is moeilijk in te zien, hoe een wetenschap, die over de openbaring Gods handelt, anders kan zijn dan uitgangspunt èn doel van alle andere wetenschap. God is toch niet een bijkomstigheid of een post naast andere posten. Wie over God spreekt, spreekt over alles; en wie over iets anders spreekt, spreekt, of hij wil of niet, toch over God’ (blz. 115 v.). Hier ontleent de theologie haar waardigheid aan haar object. Het lijkt mij, dat zo eerder haar aanspraken erkend zullen worden dan wanneer zij steunt op een verfijnde en onklare wetenschapsleer. Zo althans probeert prof. Heering het, en mij dunkt, met succesGa naar voetnoot1). Het streven van geheel zijn boek is, om de theologie, waarvan de dogmatiek het hart is, haar zelfstandigheid en waardigheid te hergeven. Maar al te lang zijn haar aanspraken opgeofferd aan die der wetenschap, in het bizonder der wijsbegeerte. Prof. Heering wijst ook op het belang der kerk en hij is geenszins blind voor de betekenis der wijsbegeerte voor de | |
[pagina 222]
| |
dogmatiek, integendeel. Toch wil hij de vraag, of de dogmatiek wetenschap is, voorlopig naar het tweede plan dringen. Het gaat hem er in de eerste plaats om, de dogmatiek op vast fundament te stellen en dat kan alleen zijn het fundament van geloof en openbaring. Dit heeft men binnen de moderne theologie nog steeds niet gedaan, zelfs Roessingh en de Graaf schieten hier te kort. In een tweede deel hoopt de schrijver meer systematisch te spreken over het geloof als zelfstandig kenvermogen, de openbaring als zelfstandige kenbron van waarheid sui generis. Het is een belangrijk boek, dat prof. Heering ons geschonken heeft en met verlangen, maar ook met vertrouwen zien wij uit naar het twede deel. Het is een der beste specimina van ‘rechtsmoderne’ theologische litteratuur in zijn nadruk leggen op de autonomie enerzijds, het Evangelie andererzijds. Merkwaardig is de onbekommerdheid om allerlei wetenschapstheoretische problematiek, waaronder prof. Van der Leeuw schier gebukt gaat. Ik houd het toch met Heering, al ontken ik geenszins het belang van een goede wetenschapsleer voor de theologie en haar plaats in de cultuur. Uit wat van de werken van Van der Leeuw en Heering is medegedeeld blijkt, dat de betiteling met het begrip kerkelijk van de huidige theologie nog meer insluit dan ik tot nog toe gezegd had. Ik wees op de belangstelling voor de kerk en het nauwe verband, waarin men de theologie met de kerk brengt. Er is echter het belangrijkste nog niet genoemd. Het is nl. zo, dat de kerk op een zeer bepaalde wijze gezien wordt, niet als een vereniging, maar als een gemeenschap en wel een van een zeer bepaald karakter. Zij wordt gezien als een geloofsgemeenschap, anders gezegd als de gemeenschap dergenen, die zich verzameld weten om de openbaring die God geschonken heeft en schenkt in het Evangelie van Jezus Christus. Vandaar dat de theologie weer opgebouwd zal worden op de centrale christelijke waarheden en deze waarheden en de begrippen en oordelen, waarin zij gevat zijn, tot voorwerp van onderzoek zullen worden. Uitdrukkelijk zegt prof. Heering dit, maar ook elders is het te bemerken. Dit vooral bedoelde ik met het kerkelijk karakter der huidige theologie. Hoe dit karakter zich verder uit, zal in een volgend artikel getoond worden. |
|