als exces maar als stelsel gemarteld en vernietigd omdat zij niet tot het ras of de partij of de denkwijze van de heersende groep behoren. Ik schilder dit alles niet, - wij zeggen het wel te weten - ik vraag alleen, denkend aan deze en honderden andere verschijnselen: wat is ons de mens waard?
Tweede vraag: wie zet nu nog de beste krachten van ziel en gedachte in om de verhouding God-mens te doordenken, omdat hij weet met die eigenaardige zekerheid van het geloofsweten: alles hangt er van af, of wij in deze verhouding tot herstel, tot gezondheid komen? Daar hangt alles van af, niet in die zin alsof het gaan zou om een verfijnd egoïsme dat eigen ziel gered weet en eigen heil verzorgd, maar vooral in de universele zin, dat het hier gaat om de diepste en rijkste geestesschatten, om een mensheidsbestemming die ook aan de kultuurarbeid haar zin en inhoud geeft.
Ik ga U niet in een te kort bestek een oppervlakkige geschiedenis schrijven van het ontstaan van dat mensentype, dat zichzelf genoeg wil zijn, dat het leven wil beheersen om er van te kunnen genieten en dat voor de diepe geestelijke worstelingen om een eeuwigheidszin en -waarde slechts een medelijdende glimlach over heeft. Ik laat de geschiedenis rusten. Maar het type kennen wij wel; hij is gevormd door de laatste anderhalve eeuw onzer kultuur en hij zit ons allen in het bloed. Als wij een ogenblik de wezensvragen terugdringen, dan heeft hij stellig ook iets van grootheid aan zich. Met een nimmer rustende drang tot onderzoek en uitzwerven over wijde wateren naar onbekende landen, met een steeds feller zich ontplooiende heersersdrang, gewapend met een ongelooflijk machtig verstand, werpt hij zich op de aarde om haar te bezitten voor zich.
Vraag daarbij niet met hoeveel leed dat alles is betaald, vraag ook niet naar het opgestapelde onrecht dat er mee gepaard ging, luister niet naar de grommende wrok die opsteeg uit de rijen der millioenen die het alles ondergingen als arbeidsslavernij. Aanstonds zullen ook zij door de begeerte worden aangeraakt en hun deel eisen van de opgestapelde rijkdommen en de veroverde macht. En moeten niet steeds veroveringen betaald worden ook met mensenlevens? Moet niet voor de ‘vooruitgang’ worden geofferd? En als een trage, laffe en domme massa voor het offer terugdeinst, heeft dan de heersersnatuur met de vooruitziende