minder waarachtig indrukwekkend. Hier laat zich toch eigenlijk een traditie gelden, die niet meer past bij een algemeen doordringende andere waardeering van het militaire. Vragen aangaande toelaatbaarheid van oorlog en oorlogsinstrumenten blijven hier geheel buiten. Ik stel mij hier op het standpunt van hen die in leger en vloot een helaas (nog) onmisbare organisatie zien van een volk ter bescherming van de veiligheid der natie, een der vele geledingen van de volksgemeenschap. De massale militaire stoeten bij begrafenis of intrede onzer huidige vorsten echter lijken mij te stammen uit een ideologie, waaraan de wereld moeizaam en telkens terugvallend zich tracht te ontworstelen. George van Engeland wordt ons geschilderd als een man, die met al z'n energie en trouw den vrede zocht; waarom keken de vertegenwoordigers van de werken des vredes bij zijn uitvaart in hoofzaak toe?
Dit roept een ander beeld bij mij op: de opening telken jare in September van onze Staten-Generaal. Verwante vragen als die ik hier neerschreef riep deze plechtigheid in mij op.
Onze Koningin begeeft zich dan van haar paleis op weg voor de ceremonie die bij uitstek haar doet optreden als het hoogste wetgevende Gezag, als de kroon eener arbeidende natie. Hoe schoon zou het zijn, als zij op dezen tocht werd voorafgegaan en gevolgd door vertegenwoordigers van hen, die achter haar op allerlei terrein hier leidende functies bekleeden! Ik zie voor, naast en achter haar koets opnieuw rechters, professoren, eerste figuren uit den handel, onze eerste bouwmeesters en dichters, naast stafofficieren, ik zie een eerecohorte van studenten, arbeiders, matrozen! De eenheid van het volk ook in zijn hierarchischen opbouw zou op deze wijze rijker verzinnebeeld zijn en als zinnebeeld dieper indruk vermogen te maken dan thans. Het is moeilijk in een tijd waarin aarzelend naar nieuwen inhoud van oude waarden gezocht wordt, ook de nieuwe levende vormen aan te durven. Toch zijn deze tegelijkertijd proef op de som en suggestieve propaganda in den besten zin.
* * *
Van hoeveel waarde het scheppen en aandurven van zuivere symbolen is, leert ons het Nieuwe Duitschland. Helaas echter maar al te veel op de alleen maar propagandistische wijze, waar de symbolische vorm, desnoods met een zeer vagen, de ontleding niet verdragenden inhoud, als een bedwel-