Voorwoord
Het is ons niet meegevallen om dit boekje op de markt te krijgen. En dan bedoelen we niet dat er gebrek aan medewerking is geweest van redactie en uitgeverij van deze reeks. Integendeel. We zijn steeds gestimuleerd om de plannen verder uit te werken, zowel in de vormgeving als naar de inhoud. In het bijzonder prof. dr. W.P. Gerritsen te Utrecht en Dr. D. Coigneau te Gent deden ons een reeks waardevolle adviezen aan de hand. En ook de medewerking van bibliotheken en archieven te Amsterdam, Antwerpen, Brussel, 's-Gravenhage, Leiden en Deventer konden we ons niet beter wensen.
Het zat 'm meer in de gekozen teksten zelf. Ze behoren tot een genre dat nauwelijks bekend is in de Nederlandse letterkunde, dat van de spotprognosticatie, parodie op jaarvoorspellingen in druk. De serieuze prognosticaties vormden een belangrijke bron van inkomsten voor menig 16e-eeuws drukker. In zekere zin is de Enkhuizer Almanak nog een late uitloper van dit eertijds veel algemener artikel. Zoals elk maatschappelijk verschijnsel van enige betekenis in de late middeleeuwen is ook dit aangegrepen voor parodie. En de geëigende gelegenheid daartoe was zoals vaak het volksfeest, dat tijdelijk de geordende wereld op zijn kop placht te zetten. De populaire drukpers heeft veel van zulke spot- en speelteksten verduurzaamd in een geadapteerde vorm voor een zo breed mogelijk publiek. Maar amusementslectuur zonder meer werd het allerminst. Er gaat een sterk sociaal effect uit van deze vrolijke boekjes.
Op het meten van dat effect voor het 16e-eeuwse publiek is de interpretatie van de hier aangeboden teksten gericht. En détail is dat in veel opzichten op een teleurstelling uitgelopen. Voorlopig is er meer geschat dan gemeten. Maar er is ook nog nauwelijks enige traditie in de interpretatie van dit soort teksten, laat staan een adequaat lexicologisch apparaat.
De teksten ventileren grappen en grollen, vol satire, met sterk lokale en tijdgebonden dimensies. Steeds moeten we denken aan het cabaret van onze dagen, en we hebben zelfs platen gedraaid met conférences van zo'n twintig jaar terug. Ook daarbij keken we elkaar vaak vragend aan, terwijl het publiek van toen nog in de groeven nagierde.
Met de zekerheid van zo'n lachend, meesmuilend en knarsetandend publiek in de 16e eeuw zijn we aan het werk gegaan en vooral gebleven. Dat werk ligt binnen een sinds enige jaren lopend project aan de Universiteit van Amsterdam rond aard en omvang van de laatmiddeleeuwse volks- en triviaalliteratuur. Binnen dit project tekende zich steeds duidelijker een genre van spotprognosticaties af. Dat was aanleiding om met een werkgroep van een 12-tal kandidaten in de eerste helft van 1976 dat genre nader te verkennen, zeker toen de redactie van deze reeks de mogelijkheid opende om de teksten uit te geven. Uit deze werkgroep is een eindredactie gevormd die de eigenlijke tekstuitgave tot stand gebracht heeft. Daarbij is veel onverklaard gebleven en misschien te veel gespeculeerd. We