De koopmansgilderol van Deventer 1249-1387
(1978)–Anoniem Koopmansgilderol van Deventer, De– Auteursrechtelijk beschermdVI. AanhangselGa naar voetnoot1)Onder de koopmansgilden wordt door PlanitzGa naar voetnoot2) eveneens gerekend het Gilde of de Broederschap van het Heilig Kruis en de Heilige Drieënigheid te Riga - ook geheten Gilde van de Heilige Geest - waarvan de uit 1252 daterende statuten ons zijn overgeleverdGa naar voetnoot3). Volgens Planitz was dit gilde - waarvan zowel mannen als vrouwen lid waren - een koopmansgilde. Inderdaad handelen de statuten in art. 14 over de hulp te bieden aan gildebroeders die in het buitenland schipbreuk lijden en voor wie een andere broeder, die in die buurt met een volgeladen schip vaart, aan boord ruimte dient te scheppen door van zijn lading te lossen. De akte uit Riga, waarin deze statuten staan vermeld, valt echter niet los te zien van een uitgebreide groep van andere stukken die, gezien talloze daarin vervatte bepalingen, buitengewoon grote overeenkomst vertonen met het gildestatuut uit Riga. | |||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||
Deze stukken zijn:
(Ter meerdere verklaring inzake de hier vermelde patroonheiligen: in Denemarken kende men twee heiligen van de naam Knut, namelijk koning Knut, die, als martelaar vereerd, te Odense was begraven, en hertog Knut die te Ringsted was bijgezet. Overigens komt dit onderscheid in de statuten niet altijd even duidelijk naar voren). | |||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||
De stukken, genoemd onder a, b, d-f en h, waren reeds bekend aan Pappenheim en zijn door deze auteur grondig bestudeerd in zijn uit 1885 daterende werk over de Schutzgilden, waar hij deze gilden, van wie de betreffende statuten afkomstig zijn, als zodanig aanduidt. Pappenheim ziet de essentie van de Schutzgilden in de omstandigheid dat de leden gehouden zijn elkaar bijstand te verlenen in geval van manslag, wraak, en betaling of inning van weeren boetegelden. De bijkomende bepalingen, onder andere het aan boord nemen van medebroeders verklaart de auteur op bladzijde 44 uit het in de statuten uit FlensburgGa naar voetnoot1) onder woorden gebrachte beginsel, geldend voor alle zodanige organisaties, dat de broeders een medebroeder behulpzaam dienen te zijn till allae sinae raete sagae (zu allen seinen rechten Sachen). Deze bijkomende bepalingen maken volgens Pappenheim niet de essentie uit van het Schutzgilde. Ons inziens is Pappenheims redenering afdoende; de enkele bepalingen inzake de zeehandel vallen in het niet bij de talloze artikelen betreffende de bijstand in geval van manslag, verwonding of belediging, en bij de voorschriften die het gildedrinken tot in details regelen. Men moet anderzijds opmerken dat Pappenheim aan de koopmansactiviteiten der gildebroeders toch al te oppervlakkig is voorbijgegaan. Dat de middeleeuwse buitenstaander deze gilden namelijk wel degelijk zag als organisaties van koopvaarders - waarmede uiteraard niet is gezegd dat het bevorderen van handelstransacties het primaire doel was van deze gilden - blijkt uit een stuk van koning Waldemar de Grote van Denemarken uit 1177, waarin de vorst in de arenga mededeelt: Moris est universae gentis, praecipue horum, qui diversa mundi climata transnavigant causa acquisitionis, statum suum legibus et caeremoniis confirmare in melius. Het betreffende diplomaGa naar voetnoot2) was bestemd voor het korte tijd tevoren opgerichte Sint Knutsgilde in Visby, waarvan de leden kennelijk behoorden tot de categorie horum qui diversa mundi climata transnavigant causa acquisitionis. Daarnaast vallen in de akten, hierboven genoemd onder de letters a-h, nog de volgende bepalingen in het oog die op koopvaardij duiden: De statuten van het Sint Knutsgilde uit Flensburg spreken over gildebroeders die met een volgeladen schip op zee zijnGa naar voetnoot3). Dit is de | |||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||
bepaling die eveneens voorkomt in de statuten van het Gilde van het Heilig Kruis te Riga. Een identiek artikel is te vinden in de statuten van het Sint Knutsgilde van OdenseGa naar voetnoot1). Tevens leest men daar een verbod om, bij onderlinge handelstransacties tussen de broeders, het verkochte goed niet te leverenGa naar voetnoot2). In andere gildestatuten, waar hetzelfde verbod wordt aangetroffen, betitelt men deze handelswijze in de landstaal als mala wersla of malewersle. Het daaropvolgende artikel in de statuten van het Odenser Sint Knutsgilde behelst een verbod van forköp ten opzichte van mede-gildebroeders, hetgeen zeggen wil dat het niet is toegestaan om een dergelijke mede-gildebroeder, wanneer die persoon bezig is met een derde een handelstransactie af te sluiten, te vlug af te zijn en zelf met deze derde tot een overeenkomst te gerakenGa naar voetnoot3). De statuten van het Sint Knut van Ringstedsgilde uit Malmø bespreken eveneens de mogelijkheid dat een gildebroeder met een volgeladen schip op zee vaart, en voorzien daarnaast in de mogelijkheid dat een broeder ten gevolge van schipbreuk zijn goederen verliestGa naar voetnoot4). Onder deze goederen wil ik koopmansgoederen verstaan. Voorts vindt men verbodsbepalingen betreffende mala wersla en forkiøpGa naar voetnoot5). Ook in de statuten van het Sint Knut van Ringstedsgilde uit Store Hedinge wordt de mogelijkheid van de vaart met een volgeladen schip, benevens het verlies van goederen in geval van schipbreuk, onder ogen gezienGa naar voetnoot6). Hetzelfde geldt voor de statuten van het Sint Eriksgilde te KallehaveGa naar voetnoot7). Deze bepalingen worden herhaald in de statuten van het Sint Knut van Odensegilde uit Malmø, alwaar tevens verbodsbepalingen worden aangetroffen ten aanzien van malewersle en forkiøpGa naar voetnoot8). Deze vier voorschriften staan opnieuw vermeld in de inhoudsopgave van de nieuwe statuten van het Sint Knutsgilde uit | |||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||
OdenseGa naar voetnoot1). Ten aanzien van de vroegere statuten van het Sint Knutsgilde aldaar hebben de bepalingen waaruit handel mag worden afgeleid zich derhalve uitgebreid: het artikel over schipbreuk en verlies van goederen ontbrak in de oudere redactie. Tenslotte voorzien de statuten van het Sint Knutsgilde uit Reval in de mogelijkheid dat een gildebroeder een schip en goederen bezit, dat hij met een volgeladen schip op zee vaart, en geven zij tevens een verbod van VorkoepGa naar voetnoot2). Er waren derhalve ongetwijfeld zeevarende kooplieden aanwezig onder de leden van de Schutzgilden, hetgeen overigens de mogelijkheid niet uitsluit dat daarnaast beoefenaars van andere beroepen werden aangetroffen. Desondanks blijf ik mij aansluiten bij Pappenheims conclusie dat het in deze organisatie primair te doen was om onderlinge bijstand in geval van manslag of verwonding. Hulp te bieden in omstandigheden die met de uitoefening van handel te maken hadden is een uitvloeisel van de algemeen geldende verplichting tot onderlinge bijstand. De genoemde bepalingen waaruit handel mag worden afgeleid - in totaal 23 artikelen - vormen slechts een zeer beperkt onderdeel van het totaal der voorschriften uit al de onder a-h opgesomde statuten - in totaal namelijk 403 artikelen. Terecht heeft dan ook Nyrop in diens uitgave van de middeleeuwse gildestatuten - waarbij hij de stukken splitste volgens de categorieën a: Almindelige Gilder (algemene gilden), b: Gejstlighedens Gilder (vrome broederschappen) en c: Kjøbmansgilder (koopmansgilden) - die hierboven vermelde statuten der Schutzgilden onder de Almindelige Gilder geplaatst. Indien echter de Schutzgilden geen koopmansgilden zijn - ook al dreven sommige leden handel - dan kan men te Riga ten aanzien van het Gilde van het Heilig Kruis evenzeer stellen | |||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||
dat de bepaling inzake het creëren van ruimte in een volgeladen schip niet behoort tot het wezen van deze vrome broederschap. Immers de inleiding benevens de overige 36 artikelen van deze statuten leren ons een organisatie kennen die zich bezig hield met goede werken, één en ander met het oog op de positie van de ziel tijdens het Laatste OordeelGa naar voetnoot1). Aandacht werd tevens besteed aan het gildedrinkenGa naar voetnoot2), aan onderlinge hulp bij het vervoer van overleden broeders - dit althans in bepaalde omstandigheden -, aan bijstand bij ziekte en in geval dat een broeder zich in gevangenschap bevond of door een vete werd bedreigd, waarnaast men onderlinge begraafplicht kende en gehouden was overleden broeders kerkelijk te doen herdenkenGa naar voetnoot3). Overigens worden zeer vele van de artikelen uit de gildestatuten te Riga eveneens aangetroffen in de statuten der Schutzgilden. (Terzijde: volgens CoornaertGa naar voetnoot4) hebben organisaties die met de Schutzgilden grote overeenkomst vertonen, ook in Frankrijk bestaan voorafgaande aan de elfde eeuw en hebben zich de latere koopmansgilden op hun voorbeeld gevormd.) Afgezien van de bepaling, uit de statuten van Riga, inzake het varen met een volgeladen schip wijst daar niets op een specifiek koopmansgilde en ik zie dan ook geen aanleiding om de betreffende organisatie als zodanig te beschouwen. |
|