De koninginne van Hongaryen
(1746)–Anoniem De koninginne van Hongaryen– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
Vois: Schoon dat ik onder ’t groen.
GY voedster van mijn Jeugd,
Meestresse van mijn zinnen,
Ach! schoonste Engelinne:
Mijn hoop, mijn troost; mijn vreugd,
En spiegel van de Deugd;
Schatkist van myn gedagten,
Rivisie van mijn klagten:
Gy oogmerk van mijn lust,
Mijn lief, mijn heil, mijn rust,
Hoe laat gy mijn dus kwijnen?
In druk en zwaare pynen:
Hoe raak ik aan het end?
Van alle mijn ellend.
| |
[pagina 87]
| |
Wel oorzaak van mijn Min,
Hoe laatje mijn dus klagen,
Schept gy daar in behagen:
Of geeft gy eerst u zin,
Als ik verlooren bin,
Daarom keerd u gedagten,
Tot mijne jammer-klagten
En wilt den dienst ontfaan
Van uwen Onderdaan:
Die liever wilde sterven;
Als uwe gunste derven,
Ia liever voor altijd
Wil zijn het dag-ligt kwijt.
Zult gy dan al u vreugd,
ô! Glorie der Godinne,
Dus bannen uit u zinnen
En uwe frisse Jeugd,
Kwijt wezen zonder vreugd.
Denkt dat u fraaije leden,
Van vorm zo wel besneden,
Met d’allergrootste kunst,
Gy geven moet, met gunst:
Aan een die u straks minden,
Als gy altijd zult vinden;
Die, met getrouwigheid,
Wil zijn u Slaaf altijd.
Iupyn was nooit zo zeer
Verzot op snoeperijen:
Of in zijn Minnerijen,
Ia ik ben nog veel meer
Verzot in ’t Vryen teer;
Heeft Hercules ook mede
Wel zo veel brand geleden,
Om zijnen Imphalee
Gelyk ik nu al mee.
| |
[pagina 88]
| |
Dus bid ik overschoone,
Wilt my u gunsten toonen
En schenkt my, Engelin,
U zoete Weder-Min.
En zo ik dit bescheid
Van u eens kon verwerven,
Ik zou het nooit verkerven,
Maar dienen u altijd
Met veel eerbiedigheid:
Ik zal alle mijn dagen
U zoeken te behagen,
Op allerhande wijs,
Met woorden en gepys.
Dus wilt u dog erbermen
En over my ontfermen,
Dus bid ik u zeer dra,
Om ’t lieve woordje Ia.
|
|