De koninginne van Hongaryen
(1746)–Anoniem De koninginne van Hongaryen– AuteursrechtvrijStem: Van Piere la la.TEwis had een lange tijd:
Verkeert by nette Aagt,
En haar met goed fatzoen gevryd,
Hy riep ik word geplaagt.
Door kupido de God der Min,
Toon medoogen mijn Vrindin;
En ley niet zoetste fal la la,
Dat ik door Mm verga.
Aagt. Wel Tewis, oi dat is al weer,
Het ouwe Sesje maar,
Tog zit by mijn een wynig neer:
Al is het vry wat laat,
| |
[pagina 83]
| |
En zeg of gy wel zulk een Vrouw,
Als Aagje mainteneere zou:
Dat loof ik niet van sal la la,
Zeg eens of ik het raa.
Tewis. Gy weet ik heb een huysje,
dat Gebouwt is zonder Steen;
En staat op ’t Saagemoolens Pat,
Ook moet ik nog alleen:
Be-erven, al het Geld en goed,
Dan Flooris in de witte Hoed:
Dat zweer ik by me sal la la,
Gud Aagje zeg dan ja.
‘k Heb ook een stukje Land; Dat leyd
Niet ver van Slooterdyk;
Wat zegje dan mijn lieve Meyd,
Ô Bloed! wy worde ryk,
Want Zoomers maak ik firem’lis Kaas,
En Swinters ben ik veegers Baas;
Op ’t Eys, dat ’s pront, dat’s rond, dat ’s plat
Wat zyt mijn waarste schat.
Aagt. Ik zeg dat ik nooyt Trouwe zal,
Maar Vryster blyve Vrind:
Dus bent gy bymekeel te mal,
Dat gy me nog bemind;
Stort vry een and’re Maagt u klagt,
Die al naar een Vryer wagt,
Zo vind gy heul dat’s rond, dat ’s plat:
Ik ben u praat al zat.
Tewis. Hou! hou! niet al te spytig Aagt:
Hoor nog voor ’t laast een woord.
Aagt. ô! Tewis my niet langer plaagt,
Dus pakje biese voort.
Tewis. Wel bruy dan heen jou stuurse pry!
Gy spot met al me Vryery;
ô Wee! ô Ramp! ô Druk en rou!
Waar vind ik nog een Vrou.
|
|