De koninginne van Hongaryen
(1746)–Anoniem De koninginne van Hongaryen– AuteursrechtvrijStem: Ihr Schöne Höret an.Ag schoonste herderin,
U lieve oogen loncken,
Doet myn de ziel ontfonken:
En smelten door de Min,
Ag schoonste herderin,
Ag wilt soo wreed niet weesen,
Wilt u Minnaar geneesen:
Die om u Liefde sterft,
Wyl hy u by syn derft,
Geen vreugt kan hem vermaaken,
Als u sneeuw witte kaken,
En uwe Wangen root,
Syn liefde is soo groot.
| |
[pagina 58]
| |
Wie hoor ik hier soo laat:
Door myn deur soo te preeken,
Met sulke valsche streeken,
Ik versoek dat gy heen gaat,
Wie hoor ik hier soo laat:
Want al die valsche reden,
Die g’ aan myn komt besteeden,
Die agt ik niet een sier:
Daarom vertrekt van hier,
Want hedendaags het Vrehen,
Dat heet ik maar verleyen,
Ionkman vertrekt met spoet:
En dat op staande voet.
Ag hemel wat voor reen!
Hoor ik myn schoone spreeken,
Myn hert dat schynt te breken,
En smelt van droef geween,
Ag hemel wat voor reen!
| |
[pagina 59]
| |
Ag ik kniel voor u neder!
Ontfermt u dog weder,
Noemt gy myn nog ontrouw,
Ag over schoon Ionkvrouw,
Mijn ziel geef ik te panden,
In u sneeuw witte handen,
En sterf voor u de dood,
Myn liefde is soo groot.
Ag lief staakt u geween:
Ik wil u myn trouwtje schenken,
Wilt aan geen druck meer denken,
Ik meen niet voorige reen,
Ag lief staakt u geween!
Ik wil u met trouw beloonen:
Daar toe’u liefde kroonen,
Ziet lief daar is myn hant,
Ia tot een onderpant,
Uw eeuwig trou te blyven,
Dat wil ik onderschryven,
Tot in der eeuwigheyt,
Daarom weest nu verblyt.
|
|