Het souper.
Eene der poppen, die naar het magazijn werd terug gebragt,
omdat hare tanden door het eten van suikergoed en koekjes
waren beschadigd, vertelde aan de koningin, hoe alles zich op
de partij had toegedragen.
‘Nadat wij genoeg hadden gedanst,’ zeide zij, ‘kwam Klaartje
ons zeggen, dat het souper gereed was. Wij gingen toen aan tafel,
en Klaartje stond met een servet over den arm achter ons, om ons
te bedienen. Wij aten van een fijn, porselein servies. Door den glans
van al het licht schitterden het zilverwerk en de verguldt vazen met
bloemen in al hun luister. Wij zelven lachten van vreugde en bewondering.
De vriendinnetjes bedienden ons eerst en daarna zichzelven
van al het lekkers, dat op de tafel stond.
Toen het souper was afgeloopen, verzamelde Marie de overgeschoten