‘Ja!... Dat is zoo!’ zeide Klaartje. ‘Ik heb zoovele jakken en
boezelaars, als ik voor mijne dienst noodig heb!’
‘En wij hebben zoovele mooije jurken, mantels en hoeden!’
riepen de andere poppen.
Er behoefde dus waarlijk niets meer voor haar te worden
gemaakt. Maar daar bragt de naaister van de mama van Marie, den
volgenden dag, een stapel mooije lappen gaas en tulle van allerlei
kleuren voor Marie mede, benevens eenige groote, satijnen linten en
strikken. O, hoe blijde waren die lieve meisjes, toen Marie haar alles
liet zien. Zij besloten, een gekostumeerd bal te geven; ofschoon de keuze
van de kostumes nog al moeijelijk was. Men bedacht en maakte alles.
Eindelijk brak de gelukkige dag aan, dat het werk gereed was, en het
bal zou gegeven worden. O, hoe sierlijk waren de poppen nu gekleed!
Men kon ze waarlijk niet meer herkennen met hare fraaije pakjes aan.
De eene was gekleed als eene Amerikaansche-, eene andere als eene
Oostersche slavin. Hier danste een Chinees met een heidinnetje, en
daar wandelde een Afrikaan zeer vertrouwelijk met een herderinnetje.