‘Mevrouw!’ zeide de ongelukkige pop, ‘ik kom uit Duitschland,
waar men niet zoo bekwaam is als hier, en ook niet zoo goed voor
de poppen zorgt. Gisteren hebben eenige lieve meisjes mij voor vijf
stuivers gekocht, en nu maken zij nieuwe kleêrtjes voor mij, en dan
zullen zij mij aan een arm, ziek kindje geven, dat Mietje heet en geen
speelgoed heeft. Mietje zal zeker wel blijde met mij zijn, en terwijl zij
met mij speelt, kan hare moeder werken, om den kost te verdienen!’
De koningin was zeer tevreden over dit verhaal en verliet de
pop met een vriendelijk lachje.
Weldra hadden de vriendinnetjes de kleêrtjes gereed gemaakt
en bragten de pop toen aan het arme, zieke kindje, dat haar hartelijk
bedankte voor het fraai geschenk, de pop in hare armen nam en
daarna naast zich op het kussen legde, en haar van het lekkers gaf,
dat de meisjes voor haar hadden medegebragt. O, Mietje was zoo
blijde met haar poppetje, en hare moeder niet minder; want nu kon
zij rustig bij haar bedje zitten werken, zonder telkens door haar
te worden geroepen.