Den koddigen opdisser. Deel 1(1678)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] Bruylofs-liedt. Stem: Ach Belinde. SPaar geen snaren noch geen queelen, Vat nu Bas, Fiool en Fluyt, Sangh gevlochten met het speelen, Martinus is met sijn Bruyt Stemmigh, lieffelijck van sinnen, Met haar in den echt getreen; Wat kan liefde meer versinnen, Twee die zijn geworden een. Jonge vryers, soete maaghden Die hier t'samen zijt vergaart, Wens ick, soo het u behaaghde, Binnen 't Iaar te sijn gepaart; [pagina 104] [p. 104] Want wat isser hier op aarden Beter als het Echte-bed? Soo wie het hier anders klaarden, Werd sijn ziel van sond' besmet. h.v.b. Op een Doots-hooft. WAt is een mensch als men 't aansiet? Bekijckt dit hooft, 't is immers niet: Dit been, dat is, en word maar stof, Een ballast op het Kerck-hof. Het Doots-hooft seyd tot den Mensch. ICk was wel eer gelijck ghy zijt, Gy word als ick oock metter tijd. Op een.... Juffrouw. DEn een heeft pas gedaan, gy kiest stracx weer een ander, Gy brand en blaackt gelijck een brandende Salmander. H.v.B. Vorige Volgende