Den vermakelycken opdisser. Deel 2
(1677)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij
[pagina 175]
| |
[pagina 176]
| |
Die steeckt de tortsen an,
En ciert de Bruylofts-kamer,
Pan laet sijn Fluytjen gaen,
Nu veel aengenamer
Als hy wel heeft gedaen.
3.
Juffertjen soete sus,
Ick moet een met een kus
Op uwe lipjens stranden,
De Bruygom gaet ons voor,
Tsa, tsa tsa vat de handen,
Volght hem op het spoor.
4.
Bruydegom, tot besluyt,
Wy laten u de Bruyt,
| |
[pagina 177]
| |
Ghy sult het t'saem wel klaren,
Keeren wy na de Zael;
Ey! laet sien hoe varen
Dees Roemers al-te-mael.
5.
Ick vatter eentjen an,
Hey! waer is de kan?
Cameraet het sal u gelden,
Ick brenght u schoontjens uyt,
En dat op de gesontheyt
Van Bruygom ende Bruyt.
|
|