Den vermakelycken opdisser. Deel 2(1677)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] Deuntje. ALs Klaes had Trijn gezoent, zo teeg hy aan de vint; Maar Trijn die was vast zwaa, beladen met het Kind; Doch Trijn die goede sloof die liet den Schelm loopen, En ging haar Maagdom toen aan slechte Piet verkoopen. Piet sloeg de koop vast toe, en was'er meê te vreên, Maar, lacy! d'arme knecht die kreeg'er twee voor een. De slokker was noch bly, en wou'er moy mee wesen; Want hy quam in de Kroeg, en zei; Zo moetje pesen, 'k Heb maar drie weken lang gehad met Trien mijn dern, En z'leid nu in de Kraam al van een jonge Zeun. Een goet genoegen is 't al. Vorige Volgende