Den vermakelycken opdisser. Deel 2(1677)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] [Soete lieve Rodemontje] Wyse: Rosemont die lagh gedoken, &c. 1. SOete lieve Rodemontje, Rodemontje soete Maagt, Oorsaak van miin eerste wontje, Oorsaak dat miin Zieltje klaagt, Oorsaak van miin bitter-soet Dat ik om u dragen moet. 2. Rodemontje, segh een reisje, Segh een reisje, soete Meit, Waarom Gy mijn Jonge Vleisje Door u tere oogjes vleit; [pagina 109] [p. 109] Waarom Gy miin Zieltje sagt Tot u Liefde hebt gebragt; 3. Immer kunt gy my noit Minnen Nog mijn Liefde gunstig siin: Sal ik dan miin Jonge Sinnen Leien in een groter piin, Nu u Agtbaarheit, en staat, Mijn geen Vryheit toe en laet? 4. Neen, ik sal u egter roemen Voor de schoonste die 'er leeft, En my ongeluckig noemen Dat miin Zieltje immer heeft Op u, Schoone Velt-godin! [pagina 110] [p. 110] Neer gesien uit reine Min. 5. Ei! vergeeft my, Herderinne! Heb ik u te veel misdaan, 'K Wil voor u, miin Afgodinne! Bei de oogjes neder slaan, En miin onschult tot een soen Met beschaemde kaken doen. Vorige Volgende