Den vermakelycken opdisser. Deel 2(1677)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Bancket-rolle. VRysters, Lijsters eel van zang, Harteboeisters, Vryersdwang, Hebje lust, om, met vermaaken, Eens te proeven, en te smaaken Van vrouw Venus poppegoed, Van het alderzoetste zoet, Dat ooit Bruilofsdag kon geeven Om vier lippen vast te kleeven, In een wonderlikke pret, Gaap dan niet op dit bancket. [pagina 28] [p. 28] Noch op sulcke slechte leuren Die de kinders wel gebeuren: Want de grootste zoetigheid, Daar zo meenig Maagd om schreid Als ze 't luk eens heeft verzeeten, Is alleenig daar te eeten, Daar te vinden. och! waar is 't? Ja; daar Kupidootje vist. Daar de Bruid, geen neus en ooren, Maar heur Maagdom heeft verlooren. Daar den Bruigom in 'er schoot, Smolt als zuikker. Daer de dood, Van het leeven, word verwonnen, Daar men aan twee Necterbronnen, Van een haagelwitte borst, [pagina 29] [p. 29] Staag mag lessen zijne dorst. Daar, schaft men, onder 't jokken, Heemelsche Kapittelstokken. Vrysters, Lijsters, eel van zang, Harteboeisters, gaatje gang, Hebje lust om dit te proeven, Wilt dan niet te lang vertoeven. Doet als ANNA heeft gedaan. Laat de tijd u niet ontgaan: Want de winckel staat hier oopen, Daer je't zoetste zoet kond koopen, Niet om geld, maer voor en zoen. Knap. tast toe. ik word al groen? En ghy zult, dat durf ik sweeren, Daer geen zuikker voor begeeren. Vorige Volgende