| |
| |
| |
Eenige oude reliquien,
Die de Catholijcken terwijl de Franse binnen Utrecht
geweest zijn in den Dom weder op-gezocht en te voorschijn
gebracht hebben, tot welcker verheerlickinge op
heden veel Silvere Dosen gereet gemaakt worden.
Tot troost aller gehoorsame Catholijcken, en opweckingh aller Ketters opgetekent, en door order van den Hertogh van Luxenburgh te voorschijn ghebracht.
1. | HEt Wiegeliet van Goliath, op vijf Stemmen. |
2. | Het Krul-yzer van Ezau, daer hy sijn hair mede pleeg te krullen. |
| |
| |
3. | De Sondagse Koussen, en Scheen-stricken van den Rijcken Man. |
4. | Het Schoots-vel, dat de Slager voor hadde, doen hy op
de wederkomst van de verloren Soon het gemeste Kalf slachtte: |
5. | Een Tak van de Boom daar Absalon zich aen verhangen heeft. |
6. | Een achter-bout uyt de magere Keucken van Egypten. |
7. | Een Servet, die de Bruyd'gom op de Bruyloft van Cana in Galileen gebruyckt heeft. |
8. | De Hamer en het Anbeelt van Tubal Cain, met Elpenbeen ingeleyt. |
9. | De Pantoffelen die Elisabeth aan hadde als sy Maria besocht. |
10. | Simsons Jacht-boek, in Folio gedrukt, en in Octavo gebonden, |
| |
| |
11. | De Steert van Bileams Ezel, met groene Franje geboort. |
12. | De Snoer die Juda by Thamar, op discretie, te pande liet. |
13. | Een kleyn Flesjen vol Maeghde-tranen van Jephta's Dochter met haer Gespeelen, die sy gestort hebben als sy hare Maeghdom beweende. Doch is zeer beschimmelt en meest wech gedrooght. |
14. | Een Bondel van de Vlas-stoppelen, daer onder de
Hoere Rachab de Verspieders van Canaan versteken
hadde. |
15. | Een Paer Vosse-steerten, tusschen welcke de brandende
Fackel heeft gezeten als Simson het Koorn van de
Philistijnen aenstack. |
16. | Het Lapjen van Josephs Mantel, dat hy in de handt
|
| |
| |
| van Potiphars Vrou heeft gelaten, als sy hem tot onkuysheyt
verzocht. |
17. | Josephs Droom-boeck, met wonderlicke Caracters geschreven. |
18. | Een Klaau van St, Hieronymus Leeu, nevens eenige
hairen uyt des selven Knevel-baart: |
19. | Een uytgedroogde Luys, die in de Onder-kous des
Konings Pharao heeft gezeten. |
20. | Het mes daar met Delila Samson op sijn Frans geschoren heeft. |
21. | Het Dans-boek van Herodes Dochter, nevens een beschrijving
van de Capriolen die sy voor haar Vader
gedaan heeft. |
22. | Absaloms Poeyer-Busch en Pomade-Doos, van Saccurdanen-hout
gemaakt, en met cierlik beeltwerck
|
| |
| |
| ingeleyt, onder welck een gezicht met oplichtend
Blik en een paar Ezels-ooren zeer konstigh vertoont
worden. |
23. | Ismaëls Jacht kleet, en Swijn-spriet. Het kleet is na
de mode met een kort lijf en lange schooten, van
Hazen-hair geweven, en met Harte-pooten geborduurt:
maer de Swijn-spriet is van Ebben-hout met
silver ingeleyt, en de punt des selven is van fijn Veneets
glas. |
24. | Aarons Smelt-kroes, waar mede hy het goude Kalf heeft gegoten. |
25. | Een strengetje Hair uyt Cajaphas baert. |
26. | Een stuck van Iudas darmen, die hem ontvallen zijn
als hy opgeborsten is. Als mede de Beurs waer in hy
de Silverlingen bewaerde. |
| |
| |
27. | Het Ontleedt-mes, daer mede de Discipel te Emaus de
Visch voor-gedient heeft. |
28. | Een kleyn Tractaatjen, met Hebreeusche letteren,
handelende van 't Gedult in den Huwelicken Staet,
door Urias beschreven doen hem de horens opgezet
wierden. Hier by is gebonden, des Koning Davids
Compliment-brieven aan Bathseba geschreven. |
29. | Een bosjen Hoy, door de drie Wijzen uyt Oosten van
het vee-voeder overgehouden. |
30. | Een Steel van Iosephs Timmer-bijl. |
31. | Niet weynig van St. Ursels groote Mantel, waer onder
sy elf duyzent Maagden konde verbergen. |
32. | De Reeckening van den Onrechtveerdigen Rent-meester,
nevens de Balans des selven, tot waerschouwing
sijner Broederen in 't licht gegeven. |
| |
| |
33. | De Heyr-bijl en Stormhoet van den Iongelingh, die in
den Hof by den Olijfberg naakt wech vloodt. |
34. | Twee van de gespickelde Roeden, die Iacob in de
Drinck-backen der Beesten leyde. |
35. | Bileams Mathematisch Instrument. |
36. | Het scheermes van Nebucadnezar, 't welck hy in de
wildernisse gebruyckte, zijnde vry wat verroest, doch
evenwel noch zeer scherp. |
37. | Labans Zack-pijp. |
38. | Isaaks bonte Rock, daer mede hy zich opschickte. |
39. | De Zadel des Peerts daer op Mardochai door de straten
der stadt heeft omgereden: 't welck op een byzondere
manier gestikt is, doch is wat worm-steeckig. |
40. | Ses van de Zacken met welcke het Koorn uyt het Syrische
leger in Samaria is gebracht. |
| |
| |
41. | Een Steen met den Strick, die Saincte Macarius om
sijn hooft heeft gehangen, als hy de vaak verdrijven wilde. |
42. | Een Doos vol Mouches of swarte Plaestertjes die Jesabel
gebruyckte als sy haar optooyde. |
43. | Adoni-bezeks Luyt daer op hy gespeelt heeft, na dat
hem beyde de Duymen afgehouwen waren. |
44. | Het Complimenteer boeck van Holophernes, waer in
alle sijn verliefde zuchten naer het leven in Koper afghebeelt zijn. |
45. | De Waeyer van de Koningin uyt rijck Arabien, dese is
zoo fijn als een Spinnekops-rag te samen gheweven,
en met goude draden doorwrocht. |
46. | De Troffel daar mede Nimrod den eersten steen aan
den Babylonischen Toorn geleyt heeft, nevens een
|
| |
| |
| ghedeelte van deselve steen. |
47. | Iets van het Gelt dat Judas Machabeus tot Ziel-missen
na Jerusalem gezonden heeft, 't welck van de Vyanden
achterhaelt en genomen is. Dit werdt voor een
onwaerdeerbaren schat gehouden, dewijle men aan
de Ketters daar mede het Vagevuur kan bewijzen. |
48. | Een waarachtige Veder, die de Duyvel uyt de Vleugel
van den Engel Michaël heeft getrocken, als hy om het
lichaem Moses twisteden. |
49. | De Baart van den Bock die Daniel in een gezichte met
den Ram sach strijden. |
Dit is het dat kundig is, doch daer zijn noch veel andere dingen, maer alles wort seer stil engeheym gehouden, die Luxenburg niet wil bekent hebben.
|
|