Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek

362. De snorckingh^* van een jongh verstandt uytgelaght

Daer was een boerensoon welk eenige jaren ter scholen gelegen hebbende weder t'huys quam en allerwegens met sijne gheleertheydt snorckte. Als er op een tijdt maer vier eijer op tafel geset waren en den soon een proef van sijne wonderbare geleertheydt geven wou, sey hy dat er seven waren, dewijl 't ghetal van vier oock 't getal van drie in sich bevatte, en vier en drie seven maackte. Opdat hy sijn hoofd niet langer met sijne scherpsinnigheyt breken zou, nam de vader vier eyeren uyt de schotel, seggende: ‘Soon, dese vier eyeren sal ick opeten, neem ghy d'andere drie voor u.’

* snorkingh: opschepperij