Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek
(1992)–Anoniem Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek– Auteursrechtelijk beschermd271. Aertige streeck van een Jode die men ter straffe leydeMen leyde een Jode op een hoogen heuvel, al waer een galgh bereydt stondt, om hem aldaer te hangen, en men most door een onghemacklijcken wegh daerop klimmen. Daer waren twee andere Joden welck haren broeder geselschap hielden om hem in sijne noot te versterkenGa naar voetnoot*, van welck den eenen seyde: ‘Och mijn broeder, hoe gheluckigh sijt ghy, want in een uyr sult ghy in den schoot van Abraham wesen, alwaer ghy van gelucksaligheydt vervult sijnde de lieflijcke harmonie der engelen sult hooren, welck uwe siel tot de hoogste wellusten voeren sullen, en ghy sult geen geluckiger leven konnen wenschen: Daer is u bereydt het heerlickste banquet welck men souden mogen bedencken.’ Ondertusschen dat men van sulcke schoone beloften sprack, gingen sy door een enghte alwaer van de eene seyde een schuynen gevaerlijcken ofvalGa naar voetnoot* was, daer ternaeuwernoot drie personen nevens malkander gaen konden. Den armen patiënt moede sijnde van soodanige bewijsingenGa naar voetnoot* te hooren en bynae van dorst stickende, nam sijnen slagh waer en stiet den vermaender soo sterck aen de sijde dat hy van boven neder van dien schuynen afgangh viel, segghende, als hy in het vallen den hals brack: ‘Gae voor henen en bestelt dat den wijn koel ghemaeckt wordt.’ |