121. Tegens een quade vrouw
Als een seker man een oneerlicke vrouw prees dat se een voorbeelt was van vrouwelicke deugden, sey Camilla Arnolphina, welck die vrouw misschien beter kende: ‘Voorwaer, ick meyn dat het een boetsont is dat dese vrouw niet verbrand wort en hare asschen tot een gedachtenis bewaert worden.’