Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek
(1992)–Anoniem Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek– Auteursrechtelijk beschermd118. Een andere rekening veel aertigerKeyser Carel de IVGa naar voetnoot* had een monnick, Theodoricus RageluidisGa naar voetnoot*, rentmeester van een seker kasteel ghemaeckt, welck ampt hy soo fraey bediende dat hy in korten tijdt vele rijckdommen by malkanderen schraepte. Desen van sijne benijders by den keyser aengebrocht sijnde dat hy alleen in sijne tasGa naar voetnoot* schraepte en op des keysers proufijten niet paste, wierdt op een sekeren bestemden dagh belast voor den keyser en sijne beschuldigers rekening te doen. Hy, gekomen sijnde, sy: ‘Onverwinlijckste keyser, ick soek geen uytstel, ick ben bereydt op staende voet uw gebodt te volgen.’ Als men hem geboodt eerst sijne boecken en andere dingen tot 't selve noodigh te halen, sey hy: ‘Dese dingen sijn onnodig. Neem mijnen ontfang aen. Als uwe maejesteyt my met dit ampt begunstigde, had ick een slechtGa naar voetnoot* monixkleedt aen en een weynigh gelts in mijnen buydel. So uwe maejesteyt my 't selve gelieft te laten houden, ick sal hem bedancken en wat ick meer heb dat is altemael uwe, o keyser, denwelcken ick 't gaern en willigh overgeve al wat ick heb.’ Den keyser dit gehoort hebbende en sich na de aenklagers gekeert, seyde: ‘Wie is er van ulieden die bereydt is my op dese manier rekening te doen?’ Als se altemael swegen en door schaemte voor haer neersagen, omhelsde den keyser Theodoricus en gebood hem goet moets te wesen en maeckte hem daerna bisschop van MindenGa naar voetnoot* en ten laetsten aertsbisschop van Maegdenburg. |
|