Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek

112. Tegens de slechten^*

Een sekeren docter had een syden tabbart doen maken, van binnen met bont gevoert; maer alsoo hy er sooveel kosten niet aen leggen wou, dede hy alle de kanten met kostelicke sabelsvellen^* besetten en van binnen met slechte schaepsvellen. Als hem een mensch in het gemoet quam die alle de werelt gewoon was uyt te lachen en hem oock uytlachen wou, sey dieselve: ‘Het goede geluck moet u in soo schonen kleet vergeselschappen. Maer ick bid u, segh my of 't binnenste oock met het buitenste overeen komt?’ ‘Dat zou ick niet dorven seggen,’ sey den doctor, ‘hoedanig de boorden zijn ziet ghy, maer de andre vellen zijn van 't eygen^* geslacht als 't uwe.’

* slechten: eenvoudigen

* kostelicke sabelsvellen: kostbaar sabelbont

* eygen: zelfde