Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek
(1992)–Anoniem Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
55. De monichen moeten in haer grensen blijvenEen sekeren Benedictiner monick van den paus cardinael gemaeckt en in Duytslant tot ambassadeurGa naar voetnoot* gesonden sijnde, heeft eenige van deselve soorte tot sijnen stoel medegenomen, onder welcke een lekebroeder was die van den cardinael en sijn andere medegesellen gebeden en byna als gedwongen wierdt dat hy wat voor den dagh soude brengen 't welck soo tot vermaeck als tot stichting streckte, maer hy bad dat men hem daer niet mede belasten soude, maer niet of konnende, begon hy alsoo: ‘Wanneer wy uyt dit leven gescheyden sullen sijn, 't welck misschien haest geschieden kan, en voor de deur van 't paradijs kloppen sullen, alwaer S. BenedictusGa naar voetnoot* ons in 't gemoet komen sal om ons in te halen, sal hy u met desen myter en cardinaelshoet niet kennen, want hy sal seggen: “Ick ken dit kleet noch hoedt niet. Wie sijt ghy?” Soo ghy dan seght dat ghy een monnick van sijne orden zijt, sal hy u terstondt voorwerpen dat u die hoorens niet passen. Als ghy de saeck lanck soeckt te verschonen, sal hy u op d'aerdGa naar voetnoot* neder doen werpen en den portier bevelen dat hy tot een wisse vastigheytGa naar voetnoot* u de mage opent en als hy daer moes, erwitten, bonen en diergelijcke spijs in vind, sal hy moeten bekennen dat gy van zijne orde zijt. Maer vind hy uwe mage met andere soort van leckere spijs overladen, sal hy sonder twijfel seggen dat gy van sijn volck niet zijt en hy sal u terstont uyt doen jagen. Wat sullen wy in desen benautheyt dan seggen of doen?’ |