Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek
(1992)–Anoniem Den kluchtigen bancket-kramer of 't leven en bedrijf van Frans de Gek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Tot den goedtgunstigen leserAenghesien, goedtgunstighe leser, den mensch van jongs op tot sijnen ouderdom, ja sterfdagh toe, soo veel semel en harde kost van de fortuyne opgedist wort dat het onmogelijck is voor hem deselve te konnen verduwenGa naar voetnoot* en sijne ghesontheyt te onderhouwden, 't en syGa naar voetnoot* hy somwijlen eenighe sachte, delicate spijse of banket ghebruyckt opdat de maghe in een goeden diëetGa naar voetnoot* blijft, heb ick niet konnen naerlaten, ghelijck een kock, door mijnen Banketkramer al soodanige banketten met sijn merschGa naar voetnoot* te laten omdraghen opdat dengenen die deselve van node heeft die lichtelijck bekomen kan en met geen tant in de graft behoeft te soeckenGa naar voetnoot*. Ick seg: mijnen Banketkramer draeght hier banket om voor 't ghemoet, daer veel meer aen gelegen is als 't lichaem, want 't gemoet een heerscher, een leydtsman van het lichaem is, sonder welck 't selve geen recht spoor houden kan of sijne behoorlijcke bediening voltreckenGa naar voetnoot*. De sinnen konnen niet altijt op één en 't selfde ding spelen, gelijck 't lichaem walgen sou soo 't selve geduyrigh eenderley spijse nuttigen most, maer moeten somwijlen een ander object hebben omdat er in de gehele natuyr nietGa naar voetnoot* is dat bestaen maghGa naar voetnoot* met altijt in één en 't selfde onderwerp te blijven. Men siet dat de boomen groen worden, bloeijen, vruchten dragen en dan weder rusten. Den somer wordt in een winter verandert. In het kort: de verandering vermaekt en onderhout de nature. Laet het u niet vreemt duncken dat ick mijnen banketdrager ghestoffeert heb met het leven van Frans de GeckGa naar voetnoot*, sijnde een persoon welck wel gewoon was soodanighe delicate spijse te verkopen daer de moeyelijckeGa naar voetnoot* ooren na luysteren, eensdeels by hem selfs geïnventeertGa naar voetnoot*, alsoock by hem vergadert en gekookt uyt het breyn van de aldersubtijlste geesten, want hy wist wat voor delicatessen de menschelijcke herssenen van noode sijn omdat hy bykants ghelijck een ervaren medicijnmeester, of liever quacksalver, raet voor alle melancoliën heeft en alle verandringen, gelijck den chameleon, aennemen kondt: dan wist hy als een coningh te regeeren, dan weder een ghehoorsaem onderdaan te wesen, dan een raedtgever, dan een raedtvrager, dan CraesusGa naar voetnoot*, dan IrusGa naar voetnoot* te vertonen, soodat hy altijdt stof had om voor alle soorten van menschen, 't sy pofhansGa naar voetnoot* of Jan HagelGa naar voetnoot*, een vermakelijck sausjen te bereyden. Dewijl mijnen Banketkramer soodanige delicatessen veilGa naar voetnoot* heeft en by de straet, ja in alle kroegen en op de merckt omdraegt, kan een yder deselve ligtelick en om een geringen prijs bekomen. Ick ben versekert dat se so aengenaem sijn dat se van een yeder voor nectar en ambrosiaGa naar voetnoot* sullen aengenomen worden. Wilt dan, goetgunstige leser, my 't ten besten afnemen dat ick u mijnen Banketkramer aenbiet, wiens waren u so smacklik wesen sullen dat ik naGa naar voetnoot* 't kennen van mijnen goeden wijn geen krans behoef uyt te steken, maer de kenners vanselfs deselve sullen komen soecken. Wilt gedachtigh wesen dat den vermaerden poëetGa naar voetnoot* na 't oordeel van alle scherpsinnigen seer wel geseyt heeft: Die 't jockGa naar voetnoot* onder het deftighGa naar voetnoot* menght,
Heeft wel gebrouwen en geplenght.
|
|