Klimop. Deel 5
(1927)–Anoniem Klimop. Deel 5– Auteursrecht onbekend
[pagina 122]
| |
waar tal van kerktorens hun spitsen omhoog staken. Hooge vloeden, stormen, lage en zwakke dijken, gebrek aan technische kennis en aan voldoende samenwerking zijn oorzaak geweest, dat dit belangrijke deel, waar o.a. de bloeiende stad Reimerswaal was gelegen, door spoedig op elkander volgende vloeden, door Noordwestenstormen opgezweept, in zee verloren ging. Hoewel er van Reimerswaal weinig meer is overgebleven, kan men de plaats, waar het eenmaal lag, nog duidelijk op de Zandplaat ‘de Vogel’ onderscheiden, en menig tochtje wordt van Tolen uit per zeilschip gemaakt, om een bezoek te brengen aan het zoogenaamde ‘groote kerkhof.’ De Eendracht uitzeilende, komt men langs een slikplaat, ‘Brulooze’ genaamd; eenmaal was dit een polder, die in 1570 drijvende geraakte en sedert een prooi der golven bleef. Weldra komt men nu aan op de reeds genoemde zandplaat ‘de Vogel’; de schipper heeft er voor gezorgd, dat men met ebbe ter plaatse is, en zonder eenig gevaar kan men nu eenige uren rondzwerven. Een lange rij palen, die Noordwaarts zich in het diep verliest, wijst nog op de haven; enkele palen zijn nog door dwarsbalken en planken verbonden; groote steenen, vrij regelmatig geplaatst, wijzen er op, dat hier eens een druk veer was op het eiland Tolen. De richting der straten kan men nog goed onderscheiden, daar de fondamenten der gebouwen nog zichtbaar zijn. Blauwe schaliën (vroegere dakbedekking), groote mopsteenen, potscherven, enz. liggen overal verspreid. De plaats, waar de kerk eenmaal stond, wordt duidelijk aangewezen door de ingeheide palen, waarop de pilaren en | |
[pagina 123]
| |
muren rustten; een gedeelte van den kerkvloer ligt nog bloot. In de nabijheid der kerk vindt men het kerkhof. Nu is het onder zand bedolven, maar wanneer een storm dat zand wat losgewoeld en afgedreven heeft, wijzen tal van kenteekenen de begraafplaats duidelijk aan. Pottebakkerijen, bierbrouwerijen en leerlooierijen werden hier indertijd gevonden; looikuipen wijzen nog op de beteekenis der laatste bedrijven. Soms zijn de bezoekers zoo gelukkig, het een of ander voorwerp te vinden, dat als herinnering wordt meegenomen. Er wordt verhaald, dat door bewoners van Tolen en Zuid-Beveland hier eenmaal schatten gevonden zijn; zeker is het, dat menig schippertje hier vroeger heenvoer, om steenen te halen voor den bouw van een schuurtje. Eindelijk komt de vloed opzetten; de schipper waarschuwt, dat het uur van vertrek is gekomen, en men verlaat de plaats, waar eenmaal de bloeiende stad Reimerswaal lag. Reimerswaal behoorde vroeger tot de ‘goede steden’ van Zeeland, wier afgevaardigden zitting hadden in de staten der provincie. In 1520 begon de reeks der jammeren: een brand vernielde ruim 300 woningen. Daarop volgde in 1530 de St.-Felixvloed, waardoor niet minder dan 32000 gemeten land ‘verdronken.’ De overlevering schijft deze ontzettende ramp toe aan den toenmaligen heer van Reimerswaal, den. heer A. van Loodijke, die met genoegen zag, dat de zee kosteloos een haven vormde op een plaats, waar hij die reeds lang wenschte. Twist, tweedracht, onkunde en naijver onder de dijkbesturen zal wel de hoofdoorzaak geweest zijn. Ramp op ramp volgde voor de stad. De jaren 1542, 1551, | |
[pagina 124]
| |
1552, 1555, 1561 kenmerkten zich alle door hooge vloeden, die Reimerswaal te gronde deden gaan. In 1634 werd er een openbare verkooping gehouden van wat er van de stad was overgebleven; de straatsteenen, poorten en muren brachten 514 gulden op, terwijl alles wat tot het archief behoorde, naar Middelburg werd overgebracht. In 1648 was van den polder slechts een eiland overgebleven, dat kort daarop door de zee werd verzwolgen. De meeste inwoners van Reimerswaal vestigden zich als visschers, schippers en meekrapbereiders te Tolen, waar nog heden vele familienamen voortleven, die uit de verdronken stad afkomstig zijn. In de Hervormde kerk te Tolen wijst men den bezoekers een bord aan, waarop de tien geboden in sierlijke letters zijn geschilderd, en dat na den ondergang van Reimerswaal aan den Toolschen zeedijk is komen aandrijven. In het archief te Middelburg worden een drietal registers van Reimerswale bewaard, die behalve schepenvonnissen, ook aanteekeningen bevatten van branden, overstroomingen, dijkbreuken, harde winters, dure tijden, ontvangst van vorsten of landheeren, enz. Met volle recht kan de Zeeuw onder zijn wapen schrijven: luctor et emergo. Uit: ‘De Telegraaf.’ |
|