met donderende stem den mannen toe, en hij zette aan die bedreiging de noodige kracht bij, door een geladen revolver op te heffen.
‘Eerst de vrouwen en de kinderen!’ gebood hij nu.
Spoedig was aan zijn bevel voldaan. Ieder werkte daartoe mede, want de nood drong tot snel handelen. De boot zonk steeds dieper.
‘Nu de mannen!’ klonk het uit den mond van den kapitein. En met diepen ernst liet hij er op volgen:
‘Spoedt u, - of het is te laat!’
Inderdaad maakte het schip op dat oogenblik een zwenking zijwaarts. Men hoorde het water naar binnen stroomen.
Een hevige angstkreet steeg tusschen de mannen op, en iedereen drong naar de plaats, waar de booten lagen. Ja, men vocht zelfs, om zich daar een plekje te veroveren op hen, die vooraan stonden. Met de wanhoop op het gelaat drong men naar voren. Sommigen trachtten zich door de kracht hunner vuisten in veiligheid te brengen.
Er was maar één man, die dit tooneel onbeweeglijk aanzag. Die man was kapitein Wardland. O, indien hij gewild had, hoe gemakkelijk zou hij zich met zijn revolver een plaats in de boot hebben kunnen veroveren, maar hij deed het niet. Hij wist, dat het zijn plicht was, de allerlaatste te zijn, die het schip verliet. Hoe hoopte hij, dat al de passagiers zich op de booten in veiligheid zouden kunnen brengen. Met angstigen blik volgde hij elke beweging van het schip, dat dieper en dieper zonk en weldra zou verdwijnen in de woeste golven.
Opeens voelde hij, dat het vreeselijke oogenblik gekomen was, - en nog waren niet alle mannen gered.
‘Steekt af - of ge zinkt mee in de diepte!’ beval hij