Klioos kraam. Deel 2(1657)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op den Zeetriomf Der Heerschapye van Venetie Tum demum movet arma leo NOch leeft de Zeeleeuw van Sint Marck, En keert meer afgeruckte snuiten Van Zeegalajen, fors, en sterck, Op trommelslagh, trompet, en fluiten, Al brullende, uit het bloedigh perck. Hy koomt, en heeft een' roof van scheepen En monsters met zijn' klauw gegreepen, Hy keert op 't juichen en den groet Van duizenden verloste slaven, En laet den zouten watervloet Gedeckt met aes voor visch en raven, En root geverft van heiloos bloet. [pagina 192] [p. 192] De kust van Kreten, alle wateren En eilanden van blyschap schateren. Hoe stofte 't hof, toen Ottoman Zich wapende met Barbaryen; Toen out Karthage in een gespan Te water gingk met gansch Turckyen, En wat de Zee beschieten kan. Zoo quaemze uit de Dardanellen, Om Christus Rijck de wet te stellen. De wint, hun gunstigh, spande 't zeil. De riemen repten zich, als vlogels. De hemel scheen hun niet te steil. De wolcken schrickten voor die voogels, Erfvyanden van 's weerelts heil. De Turcksche maen durf zich beloven De zon der Kruysvlagge uit te doven: Maer toen, na'et oorloghsonweêr, 't licht Van Godts Evangelist aen 't stralen, Byzantium, in zijn gezicht, De Maen van Mahomet zagh daelen, Voor zijn kasteelen, al te dicht, En zijnen Bassa, by de slippen Gegrepen, pas den doot ontglippen, Hoe waentghe wiert het toen te moe? Het zagh den wint en krijghskans keeren Al teffens, en ons vier de roe Des Christendoms in gloet verteeren Tot roock, en smoock, en assche toe, En 't overschot van zijn bravade Vervoert, en staen tot ons genade. Naest Godt, den grooten zegenaer, Heeft zich de Batavier gequeeten Met raet en daet, op 't zeealtaer Van vader Mars, en Agars keten [pagina 193] [p. 193] Geruckt van Godts verdruckte schaer: Want Hollants Zeeleeuw hanthaeft snedigh Sint Markus Leeuw, en stont noit ledigh. Al maetight nu Marcelloos lijck Den zeetriomf des Staets met rouwe; Hy leeft by Godt en Christenrijck, Verbonden aen zijn deught en trouwe, In noot der vroomen burgh en wijck. Augustus neef, het licht der braven, Wert met dees staetsi niet begraven. J. v. Vondel. Vorige Volgende