Klioos kraam. Deel 2
(1657)–Anoniem Klioos kraam– AuteursrechtvrijOp de Dood van Godefroy Hotton, Leeraer der Fransche gemeente t'Amsterdam.
IS dan dat sedig hert gebroken?
Leyt dan die wijse mond in 't stof,
Die menigmael tot 's Hemels lof
Soo net, soo vloeyend heeft gesproken;
Die menigmael mijn' ooren sloeg
Met klanck van Goddelijcke reden,
En mijn' gedachten van beneden
Tot boven 't dack der sterren droeg;
Die afgerecht op onderwijsen
Sijn' galmen na den eysch der stof
Kon rollen doen nu fijn nu grof,
Nu dalen doen nu weder rijsen;
Die sijne texten was gewoon
Soo sedelijck als naekt t' ontleden,
Maer op de woestigheyd der seden
Te donderen met stercke toon;
Die overdaed, die hoovaerdye
En geldsucht dappre nepen gaf,
Ja vuyler wist te malen af
Als d' allervuylste Afgoderye?
Leyt (seg ick) dese mond in 't sand?
| |
[pagina 190]
| |
Helaes! de dood is niet t' ontslippen.
Doch schoonse noch begaefde lippen
En spaert, noch ongemeen verstand:
Noch moetse laten onverbroken
Het geen die mond ons heeft gesticht;
Sy ruckt hem wel uyt 's levens licht,
Maer niet het geen hy heeft gesproken:
Want schoon hy met sijn stem alhier
Niet meer en breydelt ons' gebreeken,
En aflaet op den stoel te preken,
Hy spreekt en preekt noch op 't papier.
Wilt ghy Hotton, o Christe scharen,
Noch hooren menigmael voortaen?
Vat sijnGa naar margenoot* Beproefde Godsvrucht aen,
En weyd met yver door die blaren.
Ghy sult uws Leeraers trouw bericht
Daer t' elcken als van nieus herbooren;
En 't geen ghy voormaels door uw' ooren
Insoogt, insuygen door 't gesicht.
Ghy sult hem in die wijse bladen
Des Waerheyds saligmakend woord
Recht deur sien snijden, soo 't behoort.
En in sijn straffen, troosten, raden,
Soo ernstig sien en soo geschickt
Op sijne textverklaring doelen,
Dat ghy u t' elcken sult gevoelen
Verruckt, verslagen en verquickt.
Ghy sult hem daer niet by sien bringen
Als 't geen ter sake dient en past,
En met een oordel spits en vast
Sien booren tot in 't pit der dingen.
Ghy sult daer sijn' welsprekentheyd
In sijn geleerde pen hersmaken;
Kortom ghy sult daer alle saken
| |
[pagina 191]
| |
Soo sien geschreven als geseyt.
Selfs sult ghy eenigsins vermogen
Te sien den yverigen swier
Van sijne mijnen in 't papier;
Sulcx dat ghy innerlijck bewogen
Uytroepen sult: soo lang de son
Sal dag aen onsen oogen geven,
Soo sal Hotton in Job herleven,
En Job ons leeren door Hotton.
J. de Decker. |
|