Klioos kraam. Deel 2(1657)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan de wondt in Kristus Zy, voor Elizabeth van Koek, Huisvrou van Jan Heimensen Koek, Krijghsbouwmeester en Bevelhebber van 't Geschut t' Amsterdam. HOe grouwlijk was de steek die u van een deê scheuren! Maar toen gy open ging, toen wierden d'yzre deuren Van d'afgrondt toe gedaan. ô zuiverende wondt! De ziel, ter doot toe krank, wordt door dit badt gezondt. Gy zijt de keel waar dat de flaauwen aâm door haalen. Door zulk een venster ziet men in de hemelzaalen. Geen wijndruif smaakt de tong, als deeze dau 't gemoedt. In dien de blaauwe lucht gesprengt wierdt met dit bloet, De starren zouden zich van schaamt met mist bedekken. Op menschen, vang dit nat, al knielend', in een bekken; [pagina 97] [p. 97] 't Geweeten maakt zich wit door deeze roode beek. Gy hebt d'Egipsche drank, van paarelen in eek Gesmolten, nu zoo ver, in waardigheidt, verwonnen, Als die d' onwaardtst verwon. de leevendige bronnen Van Liban, zijn nu doodt. Waar Adams appel ooit Met zulk een dau bekleet, men hadt haar naasmaak nooit Vol helsche zuurigheidt, maar hemelsch zoet bevonden. Het manne, by de Joôn, van booven afgezonden, Heeft al haar luister voor uw krachten neêrgeleit. Uit deeze zee verrijst de Zon der zaaligheidt. Kon Mozes bron het hart, gy kunt de zielen laaven. Door zulk een roodemeer ontvlucht men 't eeuwigh slaaven, En raakt, naa weinigh strijdts, in het beloofde Landt. De dooren, door 't Geweldt, zoo wreedt in 't hooftgeplant, Vertoont hier roozen, daar al andre voor besterven. Laat Cezar 't praalgewaadt in dierbaar purper verven, Hier vloeit veel schooner verf dan 't purper van August. Het helsch en hemelsch vuur wordt door dit nat geblust. De roeden van de wraak verrotten door deez' plassen. De hemel toont ons zijn juweelen in deez' kassen, Al d' englen rijgen vast dit heiligh paarlemoer, Dit bloedtkraal, en roobijn, tot keetens, aan een snoer, Om op de hooge Paasch met zulk sieraadt te pronken. Wie dat zich hier besproeit bevindt zich geestlijk dronken. Gy heelt ons door uw breuk. ik zwijgh, ô beek vol zoet! Want die u roemen wil moet schrijven met uw bloedt. Jan Vos. Vorige Volgende