Klioos kraam. Deel 2(1657)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Doorne kroon, voor Judith Menton, Huisvrou van Jeuriaan Boekert. Zang. VErvloeckt' afgryselijck en wreede doorenbosschen, Wat schrikdier heeft u eerst in heillooz' aardt geplant? Gy zijt met gal besproeit: maar uit vergift gewossen. Een Vaader-beul heeft u, met zijn bebloede handt, By 't grimmend' ongediert, al brullend' uit gaan rukken De wreedtheidt, fel van klaauw, in schijn van't heiligh recht, Durfd' u, ô gruwelen! in 't hooft van Kristus drukken. Gy zwelgdt dat zaalgendt bloedt. Wie heeft u dus gevlecht? De helsche zucht tot Staat, die pest der land' en steeden. Wie voor zijn Staaten vreest ontziet geen gruwlijkheeden. [pagina 42] [p. 42] Tegen-zang. BEmind' eerwaardelijck en heilge doorenstijlen, Gy waart weleer vervloekt; nu zijt gy, door de vliet Van Kristus bloedt, veraart. Uw punten zijn de pijlen Waar dat de Liefde 't hart der vroomen meê doorschiet: Dit zijn de wonden die het heelen niet begeeren. Wie dat uw prikkelen in zijn gedachten dreit, Zal 't quaat, dat hem bestrijt, voor eeuwigh overheeren. De wegh des hemels is met doorenen bezeit: Maar dit zijn byen die ons quetsen en geneezen. Wie hemelroozen zoekt moet voor geen dooren vreezen. Toe-zang. WEgh paarelrijckekroon, men koopt u hier voor stroppen, Voor zwaarden, en vergift. Beroemde Vorstenschaar, Zet deeze Doornekroon, met haar roobijne droppen, Van heiligh bloedt gestremt, tot siersel, op uw hair. Ziet gy geen paarelen? zoo laat uw oogen lekken; De traanen die gy by de bloedtroobijnen stort, Dat zullen paarelen, die eeuwigh blinken, strekken. Augustus lauwerkrans is door de tijdt verdort. Het goudt is voor een poos en met gevaar te haalen. Een Kristen Koning hoort met Kristus kroon te praalen. Jan Vos. Vorige Volgende