Klioos kraam. Deel 1(1656)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 311] [p. 311] Aen de Ed. Heeren Burgermeesteren, En Regeerders der Stadt Amsterdam. Toenze 't Vertonen van J. v. Vondels Salomon met [ha]er Ed. by zijn vereerden. BEroemde Vaaders van de Scheeprijxst aller vloeden! Zijt welkom in mijn Burg; die u geen heiloos woeden Zal toonen als oud' Room haar Vaaders heeft vertoont. Hier wordt geen moordtgevecht met lauwerier gekroont. Ik walg van worstelspel. Gy zult geen panterdieren; Noch tigers scharp van klaauw, den balg met menschespieren, En lillend ingewant, bekladt van bloet en smeer, Zien vullen op 't toonneel. Van Vondels fenixveêr, Zal Salomon doen zien na tweemaal dartien eeuwen: Niet hoe hy op zijn troon van veertien goude leeuwen, De Vrouwetwist beslecht door dubble schranderheên. Hy zal, gelijk hy plag, geen wijze wetten smeên, Om d' ongebondenheit der gruwelen te kluisteren. Hy moet nu zelver naa de teedre wetten luisteren Die hem de dartle Min met brosse pijlen schrijft. Het mannelijk gemoedt wordt door de Weeld verwijft. De lust ontziet zich niet den Hemel te vertoornen. Hy hult het grijze hooft met roozen: maar de doornen Die steken in zijn ziel. Gy zult hem, in de kerk Van Hierams afgodin, een schriklijk offerwerk [pagina 312] [p. 312] Zien pleegen op 't outaer: maer Godt tot wraak ontsteeken, Komt zich met blixemvuur en donderslaagen wreeken. De Straf onziet geen kroon, noch diere purperverf. Zoo endigt het begin van Salomons bederf. Jan Vos. Vorige Volgende