nende, vraagt hem lagchende: ‘Hoe veel meent gij wel om te werpen?’
‘Wel, alle negen,’ zeide willem.
Of hij het doen zal, weet ik niet; maar het is niet goed van willem, dat hij zich dit voorstelt, want als het mislukt, wordt hij vast knorrig, en het spel verschaft hem, in plaats van vermaak, spijt en verdriet. Men moet nooit te veel van het geluk verwachten en tevreden zijn Het hetgeen ons te beurt valt.