Letterkundig Jaarboekske van Jong Dietschland voor 't Jaar O.H. 1901(ca. 1900-1901)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Van de Vriendschap. O 't is verlokkend, 't rozig Roosje Als 't door zijn moskrans lonkt, Als 't, mild bedauwd, in 't zonlicht schittert En vonkt, Als 't praalt in 't groen, lijk een robijn... Ach! voor één' dag... want roosjes zijn Zoo ras, op 's werelds woestenij Voorbij, Voorbij, Voorbij!... Begeestrend is 't, als 's Hemels tone Uit 's nachtgaals gorgel schiet, Als blad en bloem en sterre luistren Naar 't lied, Naar 't lied dat God ten lofzang stijgt... Maar ach! een stond... en 't loover zwijgt, En ze is, de hemelmelodij, Voorbij, Voorbij, Voorbij!... Hoe zoet is 't als ge Vreugd voelt trillen In hert een aderslag, Wanneer ge mond en lip voelt plooien Ten lach, [pagina 84] [p. 84] En blijdschap straalt in 't tranend oog... Ach! 't Leed welt ras zijn traan omhoog, Want 't schoone, op deze traanvallei, Het schiet Voorbij Voorbij!... Doch zie! wat is de schoonste Roze Naast lachen van een vrind? Voor wiens gesprek des nachtegaals' tone Verzwindt... Neen! niets dat zoeter vreugde brengt, Dan wen de Vriendschap 't herte drenkt... En toch - lijk al het schoon - schiet zij Niet ras voorbij Voorbij!... Voor eeuwig blaakt het minnend hert!... Zijn gloed neemt nimmer af, Trots tijd en storm, trots 't kille marmer Van 't graf!... Want Vriendschap kent het enden niet: Als pracht en Zang en Vreugde vliedt, Als 't Leven 't al ten grave drijft,... Zij blijft, zij blijft Zij blijft!... R.V. Vorige Volgende