Letterkundig Jaarboekske van Jong Dietschland voor 't Jaar O.H. 1901(ca. 1900-1901)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Atomen. Ondeelbre deeltjes van 't heelal, Atomen, wie kent uw getal? Ontelbaar zijt ge voor de menschen en klein, - wie kon iets kleiners wenschen? Wanneer des aardrijks levensbron, De kloeke warme zomerzon Haar licht, gezift, tot ons laat komen, Wat zijt ge schoon dan, o, atomen! Wat zijt ge schoon dan, wonderschoon, Op uwen gouden zonnetroon, Wanneer gij in de gouden stralen Als dart'le vlinders zijt aan 't dwalen. En als ge uw stille lied dan zingt, Dat diep tot in mijn ziele dringt, Dan hoor ik U, met vreugdeklanken, Hem, die U 't aanzijn gaf, bedanken. En 'k keer terug dan in mijn hart, En 'k word vervuld met bange smart Om mijn ondankbaar, zondig leven. Almacht'ge, 'k bid U om vergeven. Aanvaard, Algoede, 't needrig woord, Gij, die des zondaars beê verhoort, En laat de bede tot U komen Van 't allernietigst der atomen! En weze later, goede God, Het einde van mijn levenslot: Voor eeuwig in de heldre stralen Van 't Godlik zonlicht rond te dwalen. Anskar Van Schoor. Vorige Volgende