Jong Dietschland. Jaargang 16

[p. 133]

Gebeden

I

O mocht ik U, mijn God,
Met uw genadegaven
Gevoelen in mijn ziel.

O mocht dit leege huis,
Gesloten en gegrendeld,
Door U ontsloten zijn.

En mocht de blije zon
En mochten vrije winden
Er spelen langs den wand.

Dan zou de muffe lucht
Ontvlieden en het zou
Weer lente en zomer zijn.

II

Slechts één Christus!
Bij Hem alléén is redding.
S. Paulus.

O Lichtzuil in den nacht!
'k Ontwaarde u, nam mijn reisstok
En ben op weg gegaan.

Ach! waar 'k, in donkerheid,
Reikhalzend, tast en strompel,
Wijk mij niet uit 't gezicht!

Helaas! mijn oog is krank,
Mijn ademtocht gebroken,
Mijn voeten zijn verwond.

O! sterk mij met de hoop
Dat 'k eens zal treên uit 't duister
En in Uw licht zal staan.

Viator.