Jong Dietschland. Jaargang 16(1913-1914)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] Poëmata Canticum amoris Die mij zoende in mijn tormenten, armen doolaard zonder tenten door vereenzaamd avondland. Die mij opnam aan zijn deuren mijne torve vracht hielp beuren stil, met liefderijke hand - Die me in trouwe schemeruren onder lampelicht, kwetsuren balsemde, en onheelbre wond zalfde zoet met zomerwoorden waar geen vreemde stemmen stoorden 't licht muziek uit bleeken mond - Die me, op vreedzaam vederpeluw rustend, rozen gulde' en geluw offerde in kristallen schaal, mijnen dorst met wijnoranjen, paarse druive' uit gloedwarm Spanje, laafde na genoten maal - Die zoenzeegnend mijn opalen kinderoogen voelde dalen maanzacht in beweende dal, buiten waar zijn schoone droom vaart ruisching hoorde in loomen boomgaard van fluweelen blaereval - zal ik eeuwiglijk herdenken, al de Zomerdagen wenken toen 'k bij Hem inwoonde als knaap, zal het land van Telemarken vlug als vogel overvlerken in wijdblauwen weeldeslaap - [pagina 128] [p. 128] zal Zijn naam, onuitgesproken toch vermoed en nooit verbroken sluiten als geurrijke plant in 't groot boek met VII sloten dat voorts nimmer wordt ontsloten veiligvast voor vreemde hand - zal Zijn zoen, Die niemand griefde, zegel van onfeilbre Liefde dragen in mijn droef geween, Hem voortaan, mijn uitverkoorne nooit gevondne, nooit verloorne weten aan mijn zijde, alleen. 1911. In memoriam ... uw stem was vooglefijne muziek in avondwoud, uw ooge als diamanten reine in ring van goud - uw handen bleek, uw haren als krans om uw gelaat, uw stil geluk om blijde jaren als lichte Dageraad. 1913. Nunc dimittis... O Christus Ihesus, laat met bloemgelaat Uw dienaar nu in vrede en blijheid treden, want ver aan horizon in gouden hemelbogen zagen mijn sluitende oogen uw Avondzon... 1913. [pagina 129] [p. 129] Solitudo de stilte bloeyt en geurt en de ure is laat want avondschemer kleurt uw licht gelaat... de rozen sloten. 't Choor van voglen zingt een lied. Wees rustig, kind, en stoor Gods witte stilte niet. 1912. De doode Knaap Met weelde en wee uit eenen beker laafde de zomer 't gretig hart dat, zonverwend bij dage bleeker vergoudde in deinende eindervert. Moeder, een lichtlooze avond, weende toen zij den knaap ontslapen vond en Eeuwigheid en Tijd vereende in sombren zoen op matten mond. De nacht geheimvol daalde neven aschdooven haard waar Blijheid klonk vroeger, als 't kind, glimlachend even nauw aan den rand des bekers dronk. 1910. Lucien van der Meeren. Vorige Volgende