Jong Dietschland. Jaargang 15
(1912-1913)– [tijdschrift] Jong Dietschland–
[pagina 250]
| |
Overzicht van TijdschriftenDe Septembertijdschriften worden grootendeels in beslag genomen door Bosboom-Toussaint-bijdragen ter gelegenheid van den honderdsten verjaardag dezer schrijfster. Zij vormen eene uitgebreide literatuur; wij stippen hier de bijzonderste opstellen aan: Mevrouw B.T. herdacht, door Willem Kloos (Nieuwe Gids); A.L.G. Bosboom-Toussaint 1812-1912, door de Gids-redactie; De Liefde in den Leycester-cyclus door Dr J. Prinsen (De Gids); Over Mevrouw B.T. door Frans Erens (ld.). In dit artikel wordt o.m. herinnerd aan de krasse partijdigheid van B.T. tegenover het katholicisme. Over mevronw B.T. door J. Bosboom Nz. (Onze Eeuw); Mevrouw B.T. 'sLauernesse door J. Koopmans (De Beweging); verder brieven van B.T. aan Potgieter, Willem De Clercq, Da Costa, Elise van Calcar, O.G. Heldring en Groen van Prinsterer (De Gids); Het echtpaar Bosboom-Toussaint door A.S. Kok (De Tijdspiegel); ook geeft ‘De Gids’, waarin B.T.'s eerste bijdragen verschenen, een fragment van een onuitgegeven en onvolledig gebleven novelle ‘De Cornetjes’, ten beste.
‘Dietsche Warande en Belfort (8-9) bevat naast een opstel van C. Van Malten over ‘Grondleggers der Schilderschool van Barbizon’, een schets van Stephanie Vetter ‘Kamperfoelie’, het vervolg van G. Van Poppel's flinke studie over de Niebelungensage, ook nog gedichten: ‘Gedachten’, ‘Och, die Kinderen’, ‘Aftocht’, van Constant Eeckels, uit een eerlang te verschijnen bundel ‘Bloeitijd’. Uit het boekennieuws houden we bij de bespreking van J P. over ‘Een Revolverschot’ door Virginie Loveling, ‘Een Wereldje’, schetsen en typen van Arie Sanden (Averbode, drukkerij der Abdij), en ‘Vondels Spelen’, ingeleid en toegelicht door C.R. De Klerk en L. Simons (Nederlandsche Bibliotheek). Over Virginie's boek: ‘Wij meenen op te treden als de echte verdedigers van Virginie Loveling's faam, zoo we beweren dat niemand haar “oeuvre” mag beoordeelen naar dit jongste produkt. Haar beste werken: “Een dure Eed”, “De Bruid des Heeren”. “De Twistappel”, staan mijlen boven “Revolverschot”. Door veel stijfheid van ontwikkeling en veel taalweerbarstigheid heen komt men nu en dan eene op een kapitteltje, waarmee de schrijfster haar beste pén van voorheen heeft gemoeid.’ Over Arie Sanden's boek: ‘Deze man kan vertellen, hij kan beschrijven, hij kan beschouwen als de beste. Ik zeg niet dat hij onder de sterke schrijverstemperamenten behoort, nergens ontwaar ik hier hooge kunstdrift, maar des te meer tintelt op elke bladzijde de bedaarde gemoede lijkheid van iemand die veel weet te zeggen en dat alles juist weet te zeggen, een der fijnste onzer huidige vlaamsche dragers van de leuzu ridendo dicere verum. Over de Vondel-uitgaaf met die kostelijke inleiding van C.R. De Klerck: ‘Ik geloof niet te veel te zeggen als ik beweer dat Vondel heeft | |
[pagina 251]
| |
gewacht op een volwaardige kritiek van den dieperen grond zijner kunst, tot De Klerck nu met deze studie verscheen.’ Al. Walgrave, die telkens weer wat nieuws over G. Gezelle te vertellen weet, heeft het thans om naar te luisteren, over ‘Het Kindeke van de Dood’ (nr 10). Inderdaad, 't is Al. Walgrave gelukt de ontroering, die hijzelf zoo dikwijls bij het lezen van dat allerfijnste gedicht, onderging, in ons te doen overgaan. Een pieteitsvolle bijdrage, zooals wij er nog meer andere wenschen onder de oogen te krijgen. Richard von Kralik, de katholieke Duitsche schrijver, - hem werd een bijzonder Kralik-nr gewijd door ‘Der Gral’ (Juli 1912) - wordt hier geschetst in zijn werken en streven door M.V.H. Te veel lof en te weinig kritiek.Ga naar voetnoot(I) C. Van Malten vervolgt zijn opstel over de schilderschool van Barbizon. Arthur Coussens, welke binnenkort een nieuw boek ‘Pennetrekken uit Demarken’ uitgeeft, stond hier een belangrijke bijdrage af over den deenschen schrijver B.S. Ingemann. Boekennieuws en overzicht der tijdschriften worden verschoven tot een volgend nummer. Het Decembernr bevat twee Conscience-bijdragen en twee flinke: eene van Jozef Simons over Conscience, den verteller van de Kempen, eene andere over Conscience als politieker. Verder gedichten van Joris Eeckhout, Cantecrool en P.V.; H.C.V. Malten besluit zijn opstel en D. Logeman-Van der Willigen schrijft over de kust van de Oresund. Over Portugal eene kultuur-literaire studie door Dr Persijn. ‘Wat in de jongste dagen met Portugal gebeurde, werd jaren lang reeds voorbereid in de letterkunde.’ In het boekennieuws wordt veel goeds gezegd over ‘Tacitus als Kunstenaar en Geschiedschrijver’ door Dr Claeys Boüaert, S.J. Prof. De Ceuleneer heeft het over het boek van Prof. Roersch ‘L'Humanisme belge à l' époque de la Renaissance’. Onder de rubriek ‘Allerlei’ komt een pleizierige zet voor van Prof. De Cock: een koud bad waarin het jeugdig enthoesiasm van M.V.H. met Zijn artikel over Kralik, gedompeld wordt. In de laatste Nieuwe-Gids-nrs. troffen ons bijzonder de prozaschetsen van den jongen Lierschen schrijver Felix Timmermans. Jeugdlgfrisch, flink werk, die reeks ‘Pallieter's’. Bij het lezen geraakte ik zoo ontroerd als bij 't beluisteren van Grieg's bekende ‘Morgendstimmung’. En hiermeê heeft, geloof ik wel, Timmermans zijn waren eigen weg gebaand. Zijn schetsenbundel ‘Schemeringen van de Dood’ bevat veel goeds, maar weinig eigenaardigs. Daar worstelt hij nog te veel met vreemde invloeden; de strijd kwam hij thans te boven en van uit de klelne stad is voorwaar een nieuw en fijn geluid opgegaan. Echte vlaamsche tooneeltjes, alleen, nu en dan, ietwat schraal geconterfeit. De ‘Nieuwe Gids’ levert verder nog: ‘Ter herinnering aan Massenet’ door Dr J. De Jong; twee prozaschetsen ‘De Burgemeester’ en ‘Administratief Bezoek’, onderscheidenlijk door Richard Savels en H.H.J. Maas. In zijne aanteekeningen over Kunst en Letteren, vaart Hein | |
[pagina 252]
| |
Boeken uit tegen het laatste werk van Emile Verhaeren ‘Hélène de Sparte, tragédie lyrique’. Hoor maar: ‘Ik vind met een woord dat dit drama een misgreep is van den forschen vlaamschen lyricus’. Deze onbillijke meening zouden wij niet zoo gereedelijk onderleekenen. Jules Schürmann levert een gemoedelijk vers ‘Oud-Spinet’. Willem Kloos, die hoe langer hoe beter gewaar wordt, dat de jongeren langs zijnen kant niet meer staan, en toch maar telkens weer hun sympathie tracht in te winnen, geeft een likje aan R. Van Genderen Stort om zijn ‘Idealen en Ironieën’. Het Novembernr opent met ‘Feestelijke Optocht’ ter herdenking van Conseience's honderdsten geboortedag te Antwerpen door H. Van der Mandere. Daarop volgt een bijdrage van Frans Vink over ‘Het Proces der Toonkunstbeoefening en de toekomstige hoogeschool voor muziek’. Als er op iedere bladzijde van dit artikel geen tien ketterijen staan, laat ik me kappen! Zoo'n wartaal hoorde ik nooit, André De Ridder en Gust Van Roosbroeck behandelen het ‘Dilettantisme’. Hein Boeken bespreekt met lof ‘l'Avonture Eternelle’ van Paul Fort, onlangs uitgeroepen tot ‘prince des poëtes’. Zwierige gedichten schenkt Joannes Reddingius. In zijn literaire kroniek bespreekt Willem Kloos den zesden druk van de zeer gewaardeerde bloemlezing van Leopold ‘Nederlandsche Schrijvers en Schrijfsters’ (te Groningen bij Wolters). Een degelijke bloemlezing, meent Kloos, maar onder de honderd negen en dertig auteurs, van Anna Bijna tot Herman Teirlinck, mochten wel eenige weggelaten. Zoo bijv. Helmers, Ter Haar, Schaepman, en wel omdat hun ‘verswerk geenerlei verband houdt met het mysterieuze diep van 's menschen onbewustheid, doch slechts meer of minder welsprekend verstandswerk is’. Wat Schaepman betreft, ‘deze heeft zijn plaats onder de op hun manier bekwame regeeringspersonen van zijn tijdvak, maar in de poëzie hoort hij, met zijn kll-drukke rijmexercitie's, volstrekt niet thuisGa naar voetnoot(1). ‘II faut un peu d'lmpertinence dans de certains ouvrages, comme du poivre dans les ragoûts,’ meende de Maistre, maar te veel is te veel, en Kloos' bewering gaat zeker weer boven zijn hout. Eens te meer stelt zij In klaar daglicht de kortzichtige, enge eesthetiek van dezen tachtiger. Wij verwijzen den lezer liever - 't ware nutteloos Kloos denzelfden raad te geven, hij negeert immers stelselmatig degeheele katholieke literaire beweging - naar het meesterlijke boek, van Dr Persijn over SchaepmanGa naar voetnoot(2). Ook den schrijver Eigenhuis krijgt een stamp mee van Kloos, omdat hij zoo stoutweg te verklaren dorst: ‘Ik ben weinig onder den invloed der Nieuwe-Gids-beweging geweest... (ik) ben geïsoleerd in de letterkundige bent’ en ‘heb later met opzet geen nieuwe werken gelezen, om mijn oorspronkelijkheid niet in 't gedrang te helpen’. Och, mijnheer Eigenhuis, ge suft, beweert Kloos: ‘als men Eigenhuis' werken leest, merkt men dat hij oorspronkelijk is, overal waar hij het uiterlijk leven weergeeft... maar zoodra hij zijn figuren van uit hun gevoelsstaten doel spreken, gaan zij zich dikwijls uitdrukken op een defiigjes-sentimenteele wijze, zooals geen natuurlijk mensch kan voelen noch praten, maar die | |
[pagina 253]
| |
onze schrijver heeft afgezien van eenige tweederangsauteurs van het vorig geslacht’. Begrepen, mijnheer Eigenhuis? buiten de Nieuwe-Gids is er geen zaligheid! Aletrino zegt in zijne ‘Bibliographie’ veel goeds van ‘Jeugd’ door Frans Verschoren; over het boekje van Ary Delen ‘Prinskensdag’ luidt het ‘zoo aangenaam en prettig om te lezen de verhalen van Verschoren zijn, zoo vervelend en onbelangrijk zijn deze’. En smerig daarbij, mijnheer Aletrino. Vestigen wij hier nog even de aandacht op de literaire kronieken van Frans Coenen in het ‘Amsterdamsch Weekblad’, van Johan De Meester in de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’ van Quérido in het ‘Handelsblad’, van Walch in ‘Hel Vaderland’, van Maria Viola in het bloeiende en immer aangrpoeiende weekblad ‘Van Onzen Tijd’Ga naar voetnoot(1), van Karel Van de Woestijne in ‘De Amsterdammer’ en van Haspels in ‘Onze Eeuw’. De kritiek is zeker nog niet uitgestorven, of geraakt misschien bewaarheid het vermoeden dat hoe langer hoe meer literaire kritiek over werken drukker wordt gelezen dan die werken zelve?
J.E. | |
Biekorf, 23e j. Tken 16-23 behelzen de volgende letterkundige bijdragen:Avond, Mijn jonge jeugd (gedichten door Ledegouwer). Joken de Leurder (bevallig schetsje door apoth. J. Impe). Lijdensweg op Golgotha, melancholie (gedichten door B. Biekens). Een uitzettertje met den tram (schets door J. Hagen, die verstand heeft van te vertellen). Avondlied. Het liedje van de kant (zangerige liederen door Th. Brakels). Oud Vlaanderland. Mango of Jongsteentijdsch Baster (historische schets door J. Claerhout). Mijnheer Van Haecke (artikel van Biekorf: ‘Hij was en is en zal blijven de Vlaamsche voorman van 't fijngeestig, eerlijk lachen’, ook levensschets door J. Bernolet). Een Avontuur (Th. Brakels, ook een goed verteller). Gevangen Leeuwerik (gedicht door J. Nempe). Waar, Daar (id. door Horand). Kerkhof (gedicht door K.E. Legein). Eene vlucht van vlinders (AI. Walgrave bespreekt G. Gezelle's gedichten over de vlinders). Het Vlaamsche Kustland (historisch-vaderlandsch gedicht door A. Coussens). De oorsprong van den Tabak (Kongoleesche legende verteld door T. Claes). Over Stijn Streuvels, Het glorierijke Licht door J. Claerhout. Verder allerlei bijdragen over Taal, Geschiedenis, Oudheids- en Volkskunde. | |
De Lelie (IVe jaargang, nro 1-2-3-4).Bijdragen van letterkundigen aard: Vrouwen uit het Evangelie (II Martha, III Magdalena door M. Hüffer). Soedaneesche Legende. De drie Koningen (proza van den vruchtbaren E. Van der Straeten, die alle kleuren van het Oosten op zijn palet heeft). Een kunstwerk uil het atelier van Camille Esser te Weert. Liederen van Helena (K. Van de Woestijne). De Wachter (sprookje van M. Koenen). Franciscus, Ricordo. Sancta Cecilia (gedichten door H. Lhorijn). Kom over mij (gedicht door L. Speet). Herinnering, Ik zegen U (gedichten door R. De Cneudt). De jeugd van Herman Riels (eerste hoofdstuk van een roman door R. De clercq). Beatrix (gedicht J. Simons). Edelweisz (gedicht C. Gezelle). Vier Kerstliedjes voor mijn kinderen (H.C. Van Roggen-Blomhert). De Lelie (schets M. Valjean). | |
[pagina 254]
| |
Als Bijlagen:Onze Lieve Vrouw Van Vlaanderen (gedicht van A. Cuppens, muziek van L. De Vocht). Avondliedeke (gedicht van A. Van Cauwelaert, muziek van A. Meulemans). Verder allerlei bijdragen voor vrouwenbeweging, kunsthandarbeid, enz. De nummers zijn telkens fraai geïllustreerd. | |
De Student (32e jaarg., 3e en 4e afleveringen):Aan Conscience onze hulde (J. Bernaerts). Beeldende Kunsten (Nethekind). Conscience's werk (Winne). Onder de gedichten opgemerkt: Christus, met wondere beeldenpracht. | |
De Vlaamsche Vlagge (38e jaar, 4e aflev.)I. Oorda schrijft over Conscience en naar aanleiding van Conscience over studentenbeweging. Studententooneel. | |
Tooneelgids (IVe jaar, 2e aflevering):Beoordeelingen van een veertigtal tooneelstukken van allen aard door J. Baers, G. Geuns, Dr A. Stracke, S.J., O. Nelis, J. Fierens, Fr. Crols, L. Dosfel. | |
Ons Geloof (2e jaar, 8, 9, 10, 11).Naast bijdragen over geloofsverdediging ook letterkundige: o.a. fraaie beoordeeling door Th. Steppe over ‘De weg naar het licht’ van J. Jörgensen.
Wegens plaatsgebrek is het Boekennieuws verschoven naar het Paaschnummer. |
|