Eindelijk hield het klokken-getamp op... ineens. De laatste klank zinderde nog even door de donkere lucht en bijna had de stilte weder heel het dorp-plein herwonnen. Nog enkel hier en daar, het voort-schrappen van haastige voeten over den hard beganen grond, het doezelige gemommel van half gedempte stem en de kalmte viel in.
Maar in het kerkje dat nog altijd zijne gloei-oogen strakopen hield in de duisternis en een wazige klaarte spelen liet vòòr de opene deur, wierd het nu een geklopper van trappelende kloefen, een gerammel en gestommel van tegen-een-slaande en stampende stoelen, door-gild met het schri-knerzend gerots van moeilijk-verschuivende pikkels op den glad-arduin-steenen vloer.
Op den bruin-zwarten preekstoel, midden in dat gewoel, was nu gekomen - in plaats van den grijzen pastor, die er ge durende het klokke tampen had staan prevelen, met z'n stramme oude lippen wees-gegroet na wees-gegroet, opzeggende op halfluiden gelijkelijk-door-loopenden toon een heel rozenhoedje, - was gekomen een jonge, struische pater met bruine pij, gladgeschoren gezicht en blekkerende glazen vóór de oogen...
Zwaar-hoestend, over-zag hij het-nog-ongemakkelijk-roerende volk onder hem... Uit z'n zwaar welvende borst steeg z'n zware bas-stem, traag-gewichtig. In even-luide volzinnen vertelde hij van de sermoenen en plechtigheden die op de volgende dagen zouden gehouden worden...
Met breed arm-beweeg, sloeg hij nu een kruis... Eenige latijnsche woorden; hunne beteekenis... Plechtig-zacht vielen ze, éen-voor-éen, in even-matigen, gelijkluidenden slag door de aandachtige stilte die daar nu hangen kwam rondom den Pater en boven die honderden hoofden die in stil, on-geuit leven te kijken zaten, en te horken.
Dan begonnen de woorden met zachten wiekslag door de kerk-ruimte te vleugelen, te spelemeiën in die doezelige kalmte, die ze daar heel-en-al voor hén vonden. Ze vlogen achter-een in gemakkelijke wending, schalk stoppende bij-wijlen, hun vlucht hervattende, lenig en onvermoeibaar. Dan joegen ze in ongeduldiger vaart door de ruimte, klommen, daalden, zweefden en fladderden tot ze met feller slag te wirrewarrelen begonnen, vol van leven en on-houdbaren drang. Ze buitelden