Jong Dietschland. Jaargang 9(1906-1907)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 162] [p. 162] Romance. Omblonken van juweelen en cameeën Glijdt mijn rank bootje over de stille zeeën; De maan zit op haar verren wolkentroon, En rijdt boven de aarde in schijnsel schoon; De sterren verneev'len in 't wit hemellicht, De slanke mast staat teer omhooggericht, En grijpt een glimp van 't koele manevuur Dat statig neerpraalt in dit heilrijk uur. Het al ligt ademloos in lout'ren glans, Zacht wieg'lend op traag-deinenden kadans Van sferenvrede en blanke harmonie, Die magisch zingt met zuiv're melodie. Ver ligt het land waarheen mijn bootje glijdt, Ver in der werelden oneindigheid; Gelaten drijf ik met mijn bootje mee Naar 't land van rust en ongerepten vrêe. edward b. koster. Vorige Volgende