Jong Dietschland. Jaargang 9(1906-1907)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] Winterstilte In bloote strengheid rijst het uit zijn wal, Doodschgrauw en grijs op purpren beukenkleuren, En staat daar eenig-stil nu, dicht en toe, Het oud kasteel in 't bleeke wintertreuren. Het rijst ten hemel, hoog, in stijven ernst, En duikelt diep, beneen vol speelsche lijnen, Waar blanke ganzen slieren, preusch in 't rond: Eén blijde witheid in het somber kwijnen. Het zwakke zonneke zit, schuchterschuw, In 't Oosten door de beukendreef te lonken, En stil weerkaatst het druppend schaliedak Uit ieder panneke zijn lichte vonken. Alleen in bloei te midden 't doodsche bosch, Al boomen, duizendvoudig, heinde en verre, Spreidt open, wijd, zijn slanken takkenzwier Tot in den plas, de donkre reuzensperre. Een wilde ganze vlucht langsover 't riet En kleppert weg al heftig snebberbekken, En... ei! medeen, daar valt heel 't ganzenkoor Den nekke aan 't rekken en aan 't kwekken, En 't snettert dat het hellemt wijd en ver! 't Rust àl weer stom... en in zijn sombre kleuren Daar rijst weer eenig-stil en dicht en toe Het oud kasteel in 't bleeke wintertreuren. HERMAN BROECKAERT. - Gijseghem. 15 Februarij 1906. Vorige Volgende