Jong Dietschland. Jaargang 8(1905-1906)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Samenzijn Aan mijn vrienden op 2n Januari l.l. met mij te Thielt vergaderd. Nog leeft in mij als een gedacht van zegen 't Herdenken aan dien lieven avondstond. Daarbuiten joeg de wind den wilden regen Op 't vensterglas waar wij in stille rond Gezellig-koutend saamgezeten waren - Vijf vrienden die met jonge en sterke hoop Voor al den strijd dien menschenlevens baren 't Verleden van ons korten levensloop Met aangename woorden bovenhaalden. Herinneringen zweefden in den kring En over onze blijde hoofden daalden Er klanken van geluk en zegening. We waren jaren van elkaar gescheiden En zoo begroetten wij dit samenzijn Met kreten van verrassing en verblijden. In bekers parelde eedle Rijnsche wijn [pagina 158] [p. 158] En ons gezondheid wenschend staken we allen De glazen bij elkaar zoo 't vrienden past En lieten liederen vol geestdrift schallen. En dan als uit een dichtgesloten kast Die slechts geopend wordt op feestedagen Haalde elk dooreen van uit den knapentijd Waarvan we 't beeld door 't leven mededragen Gedachtenissen op vol wonderheid Gevaarten die we in gulle jeugd beleefden: Ons vreugd was stralend als een bloemengaard. Toch, starend hoe de tabakwalmen zweefden, Scheen ieder in verrukking, stil-bedaard Soms op 't verhaal te luisteren. De tijden Die wij te saam doorbrachten in 't genot Van kinderspel en onbezorgd verblijden En ook al van kwajongensstreken - God Vergeve 't ons - ontvouwden 't gouden gloren Van hun geweken, zonnig droomenland. Reeds was de tijd der werklijkheid geboren. We waanden dat we zaten op een strand Waarvóor de zee van 't leven klotst. Toch waren Wij heerlijk-saamgezeten alle vijf; Den storwind hoorden we in de boomen varen En 's anderdaags moest elk voor zijn bedrijf Voor goed het mannenleven in. Gabriël Verborght. Vorige Volgende