Jong Dietschland. Jaargang 8(1905-1906)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Sonnet Mijn goud-fijn krullekopken, sluimer snel... Ik waak zoo goed bij u... Van spelen moe Vallen uw diep-blauw oogen droomend toe, Nog steekt gij de armpjes uit naar 't vluchtend spel. En sluimrend zingt gij 't lied dat klonk heel hel Midden uw schaatrend spel... Gij leert mij hoe Ik leven moet en zie mijn kind, nu doe Ik ook als gij: ach 'k weet het nu zoo wel: Reeds lang verzwond mijn heilge dichtersdroom, En 'k ben zoo lang van 't leven dood-vermoeid Ter rust gegaan bij stillen kalmen vrêe. En spijts mijn dooden droom klinkt nog heel vroom Mijn zoete lied dat nog bijwijlen bloeit Uit doode landen van diep-sluimrend wee. Dirk van Elzen. Vorige Volgende