Jong Dietschland. Jaargang 8(1905-1906)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Aftocht Ik heb den aftocht hooren blazen. Rood vluchtte 't leger en door 't razen der mannen huilde de klaroen - En 't moest de mannen zeere doen - Rood in het roode Zongeschetter gaf met zijn trompe de trompetter den dooden nog een laatsten zoen. En tranen liepen uit zijn oogen En verre bachten hem daar togen zijn broeders weg gelijk een hoop verstooten kindren zonder hoop. En voren hem en op zijn lijken daar stond de vijand stom te kijken naar 't weenend leger op den loop. Stom stond de vijand daar te kijken Naar 't weenend leger en de lijken En naar den man met zijn klaroen die zijne dooden nog een zoen een laatsten zoen gaf uit de verte. En in die mannen en hun herte Was de aftocht ook aan 't zeere doen. Em. Vereecken. Vorige Volgende