Jong Dietschland. Jaargang 8
(1905-1906)– [tijdschrift] Jong Dietschland–
[pagina 46]
| |
Overzicht van TijdschriftenGa naar voetnoot(1)Belfort en Dietsche Warande.Nr 4 bevat o.a. eene zaakrijke bijdrage over Prosper Van Langendonch door Jaak Boonen - eene beoordeeling over ‘De Last’ van Vermeersch. In Nr 5 bespreekt M.E. Belpaire met de meeste waardeering het werk ‘Heimwee’ van Eeckels. Het novelletje ‘Willy’ door J.K. m.S.C. is waarlijk een klompje goud. Kijkjes in kunstenaarszielen zooals deze van Georges Sand zijn steeds allerbelangrijkst. Om. K. De Laey schrijft met zijne zangerige, lieve taal eenige herinneringen aan Rome neer. Karel Elebaers zegt veel goed en weinig kwaad over Herman Teirlinck's 't Bedrijf van den Krvade. De beoordeeling is vol edele gedachten en uiterst knap gescheven. Nr 6. M.E. Belpaire verhaalt den invloed van Constance Teichmann op Peter Benoît en toont ons binnenkanten van de ziel dier edele vrouw. - Zij verdedigt verder het Christen ideaal tegen dit van den heer Vermeylen. M.E.J. Mertens bespreekt de werken van twee volksdichters: den Bretoen Botrel en den Vlaming René De Clercq. Leo Van Nerum's korte bijdrage ‘Tante is goed’ vertelde geziene werkelijkheid. In het Boekennieuws is vooral belangrijk de beoordeeling door J.P. van de ‘Geschiedenis der Noord-Nederlandsche Letteren in de XlXe eeuw in biographieën en bibliographieën’, door Jan ten Brink - bijgewerkt door Taco H. De Beer. Nr 7 bevat het begin eener studie over Dr August Snieders, door A. Verheyen. Constant Eeckels ‘Kruisbloemen’ zijn kloek gebeitelde gedachtenrijke sonetten, en stellen de andere - overigens niet slechte gedichten uit dit nummer - eenigszins in de schaduw.
L.D. | |
De Groene Linde. Nrs 3 en 4.Bevat o.a. het vervolg van de Bijbelsche-Oostersche novelle | |
[pagina 47]
| |
‘De Boetgezant’ door Fr. Vanden Bossche, eene humoristische schets door Jaak Boonen. Kleine, fijn afgewerkte schetsjes door Ernest Claes. ‘Zwemmen’; ‘Naar 't kasteel geweest’; verder een sprookje door F. Rutten. J. Varinck verhaalt van zijne reis te Munster op echt gemoedelijke wijze, in losse-lieve taal: I. Mijn kwartier met de typische figuur ‘Groszpapa’. II. De Tischgesellschaft - fijn humor op een ondergrond van stillen weemoed. In Nr 3 lezen we een gedicht van Leo Van Puyvelde. K. Vanden Oever - en het is een koene daad - heeft een juiste maat genomen van A. Vermeylen's denkkracht wanneer de anarchistische schrijver het waagt, bij de bespreking van Belpaire's Christen Ideaal, dit Christen Ideaal aan te vallen.
J.S. | |
Minerva. Algemeen Studentenweekblad, Leiden.Onder de letterkundige bijdragen was eene breedvoerige schets ‘De Nederlandsche Student’, die ons bekend maakte met al het eigenaardige van het Nederlandsche studentenleven, uiterst belangrijk. Van de Belgische bijdragen vermelden we een opstel ‘De jonge Katholieke Vlaamsche Letterkunde’, door J.S., waarin al de VI. studententijdschriften aan de Nederlandsche studenten bekend gemaakt worden en o.a. ‘Jong Dietschland's beteekenis uiteengezet wordt. Zooals de steller van het artikel voorspelde werd sinds dien de lijst der katholieke Vlaamsche tijdschriften voor jongeren, nog met een paar nummers: ‘De Groene Linde’ van E.H.D.C. en L. v.P., en ‘De Vlaamsche Arbeid’ van K.v.d.O. verrijkt. | |
Stemmen onzer Eeuw.In dit katholiek algemeen weekblad (uitgegeven bij van Langenhuysen, Amsterdam) onder redactie van den veelzijdig ontwikkelden Alph. Laudy, schrijver van twee verdienstelijke werken ‘Zwervers’ en ‘Jan Rap’, komen steeds zeer belangrijke hoofdartikels voor over letteren, kunst, wetenschap en staatkunde van Alph. Laudy, Frans Van Cauwelaert, F. Hendricks S.J., A. Van Echt, S.C. Alberdingk Thijm S.J., J. van den Eynde e.a. Onder de rubriek ‘Uit oude papieren’, worden geregeld onuitgegeven brieven van Schaepman, Ten Kate, e.a. medegedeeld. René de Clercq, Felix Rutten, Karel de Strever, A. Huybers e.a. beschenken ons om de beurt met voortreffelijke gedichten, terwijl bevoegde kunst-critici als Ant. Boerkamp en Theo Molkenboer, geregelde kronieken leveren. Breedvoerige studies over René De Clercq, Ernest Hello, Detlev van Liliencron, van de hand van Alph. Laudy, verschenen onder de | |
[pagina 48]
| |
rubriek ‘Over dichters en schrijvers’ Verder nogal: tooneelstudies, gemend nieuws, welverzorgde boekbesprekingen en last not least lange brokken uit de voornaamste tijdschriften.
J.E. | |
Van Onzen Tijd. (uitgave van Langenhuysen, id.).Nr 6. Dit nummer brengt ons een kranig opstel ‘De toekomst der katholieke kunst in Nederland’ door Theo Molkehboer. Hoe eens wij het ook over 't algemeen met den schrijver zijn, kunnen we toch niet nalaten hier en daar een vraagteeken te plaatsen. Maria Viola heeft het over eenige kinderboeken. Nr 7. ‘Van een monnik Bartrandus’, eene lieve legende door Albertina Smulders. C.R. De Klerk geeft hier twee krachtige artikels over ‘den heiligen Augustinus’, naar aanleiding der laatste Confessiones-vertalingen, die zelfs een Kloos en een Verwey tot het schrijven van lange kronieken aanzetten. Voor C.R. De Klerk is dit ‘een historisch feit dat even terugwijst naar Europeesche momenten van Hollands verleden en daaruit een goed gezicht geeft op onze wereldburgerlijkheid.’ Nr 8-9. Een knappe schets ‘Wrakhout’ door Constant Eeckels. Nochtans weegt hetgeen de prozaschrijver Eeckels ons geeft - hoe goed dat werk ook zij - niet op tegen hetgeen we reeds van den dichter kregen. Een ‘Violier’, voordracht over liturgische poëzie, door C.R. De Klerk. ‘Over Rhythme’ door Maria Viola. Nr 10. ‘De Toren van Neekum’, een mooie schets van Marie Koenen. Wanneer krijgen we eens die opstellen in boekvorm? Onze povere katholieke literatuur kunnen ze niets dan ten goede komen. ‘Moderne muziek’ door Ant. Averkamp. Maria Viola bespreekt de ‘letterkundige opstellen van kapelaan Binnewiertz’ en legt een bijzonderen nadruk op de ‘eigenaardige plaats, welke deze priesterschrijver in 't literair leven der laatste jaren inneemt’. In deze critiek wordt Binnewiertz al te eenzijdig beoordeeld. En... wat een stroeve taal houdt Maria Viola er steeds op na! Nr 11. Vervolg van Marie Koenen's ‘de Toren van Neekum’. Maria Viola bespreekt een boek van J. de Meester, en C.R. De Klerk het ‘Annuarium der R.K. Studenten’. Zeker wordt ‘Van Onzen Tijd’ in Zuid-Nederland al te weinig gelezen, en wenschten wij voor dit katholiek tijdschrift een ruimer publiek - maar tevens moeten | |
[pagina 49]
| |
wij ook bekennen dat ‘V.O.T.’ geen spiegel is van het gansche literaire leven der R.K. Noord-Nederlanders, maar wel het orgaan van eenige - overigens zeer bevoegde - schrijvers. Waarom dien alleenhandel? Wat meer verscheidenheid in de bijdragen blijft wenschelijk.
J.E. | |
Lectuur (uitgave van Alphen, Haarlem, en J. De Meester, Roeselare). Nrs 1, 2-3, 4-5.Dit katholiek tijdschrift, waarin alle nieuwe boeken besproken worden, bevat beoordeelingen van werken handelend over godsdienst, wijsbegeerte, sociale wetenschap, geschiedenis, letterkunde, woordkunst, kinderlust, sierkunst. Eenieder dus is ‘Lectuur’ aanbevolen als ernstigen boeken-gids. Nochtans blijken soms eenige critici niet op de hoogte hunner taak en vervallen in napraterij en betreurenswaardige oppervlakkigheid. (Aldus H. van Calker in eenige beoordeelingen o.a. in deze over ‘Vlaamschen oogst’, Nrs 4 en 5). Gelukkig dat hoogleeraar L. Scharpé, van Leuven, een der ijverigste en ook een der ernstigste medewerkers is.
J.E. | |
De Beweging (uitgave Versluys, Amsterdam).Nr 4. ‘Grenzen van Leven’, proza door Albert Verwey; ‘Kroisos’ tragedie in vijf bedrijven door Niko van Suchtelen, schrijver van ‘Primavera’, dramatisch gedicht (de Erven Bohn, Haarlem) dat veel opgang maakte. Zelden vonden we in een tijdschrift zulke prachtige bijdrage; Vervolg van ‘den Kleinen Johannes’ door Frederik van Eeden; Verder wetenschappelijke artikelen van de hand van P. Brooshooft en Molenmaker; Albert Verwey bespreekt warm-lovend ‘Kamermuziek’ van Penning, en ‘Minnehandel’ van Styn Streuvels. Nr 5. ‘Santos en Lypra’ door T. van der Schaal; Verzen ‘Omkijk’, van Penning; boekbesprekingen van Albert Verwey. Nr 6. ‘De Reis van Nehemia’ door Dr. T.J. De Boer; goede gedichten van Is. P. de Vooys; vervolg van ‘Santos en Lypra; een prachtig gedicht ‘Stem van Generzijds’ door F. van Eeden. Albert Verwey bespreekt Al. Rhems laatsten bundel ‘De Tuin der Muzen’ (uitgave Meinhert Bogaerdt, Rotterdam) en besluit ‘Den tuin der Muzen, zegt ge! maak hem zoo, jonge vriend dat de muzen er hun hof in zien!’ Nr 7. ‘De beteekenis van Marx' Waarde-theorie’ door Is. P. De Vooys; | |
[pagina 50]
| |
verzen van M.S. Roetman en Henri Bakels: kaf!; ‘Uit Stefan Georges Vorspiel zûm Teppich des Lebens’ vertaald door Albert Verwey. Hierbij komen prachtige brokken voor; Vervolg van ‘Santos en Lypra’; en boekbesprekingen van Albert Verwey, Nr 8. ‘Dichters nachtgezang’ voortreffelijk-mooie gedichten van Albert Verwey; vervolg van ‘Santos en Lypra’; ‘Een minnezang’, roerend gedicht van Frederik van Eeden; ‘Madame de Staëls Corinna’ door J. Koopmans; ‘Een crisis van Impotentie’ door P. J. Troelstra; verder boekbeoordeelingen. Nr 9. ‘De kleine Johannes, derde en laatste deel’ door Frederik Van Eeden; ‘Assodillen’ goede gedichten van Alex Gutteling; ‘Potgieter en het Liberalisme’ door Dr. C. de Vooys; voorts verzen van lager gehalte door Maurits Uyldert en de hongarische Giza Ritschl; boekbeoordeelingen door Albert Verwey.
J.E. | |
De XXste Eeuw (uitgave Scheltema en Holkema - Amsterdam).Nr 5. Voorop een dier aangrijpende proza-bijdragen gelijk alleen L. van Deyssel die geven kan ‘De Kunst van Rembrandt’; flauwe verzen van Edm. van Offel waartegen deze van René de Clercq sterk afsteken; een lieve sproke door Henri van Booven, schrijver van ‘Tropenwee’ en ‘Bij het graf van Napoleon’ door L. van Deyssel. Nr 6. ‘Staatsexamens voor Historici?’ rede door Dr. H. Brugmans; ‘Een ontmoeting’ door Aug. Timmerman; goede gedichtjes van Aug. Peaux en H. Bouma en verder nog ‘over het natuurlijk materiaal in de muziek’ door Peter Spaan. Nr 7. ‘Stille uren’ schoon proza van Dr. A. Aletrino; goede verzen van Niko van Suchtelen; ‘De kunst van Adolf Oberländer’ door Cornelis Veth; ‘Broertjes dood’ roerend verhaal door J. Fischer; ‘De Louteringsberg’ uit Dante's Divina Commedia vertaald door Dr. H. Boeken. Nr 8. Een gansch nummer gewijd aan proza-bijdragen: ‘In 't Hippodrom’ door G. van Hulzen; ‘Polderkroeg’ door Piet van Assche en ‘Schooier Schroksken’ door Edm. van Offel. Nr 9, vooreerst: ‘Van Perugia en Assisi’ door S. Muller, - vervolgens prulversjes door J. Reddingius (twintig beversde bladzijden lang), waaronder een staaltje van ‘kamer-’ gemaaksel waarin ik toch geen ‘eeuwigheid voel’!! ‘Schetsen’ door P. Ritter Jr en ‘Kermis-menschen’ | |
[pagina 51]
| |
door Herman Lijsen. Eindelijk een staatkundige kroniek door Dr. D. van Embden.
J.E. | |
De Nieuwe Gids (uitgave van der Heide, Haarlem).Nr 8. Een gansch bijzonder nummer! ‘Ingoighem’ door Stijn Streuvels behoort zeker tot het beste dat onze grootste vlaamsche prozaïst schreef. Vervolgens zwakke verzen van Willem Kloos en Arthur Lawick; deze van Jules Schürmann en Reyneke van Stuwe zijn van degelijker gehalte. Verder ‘Geertje’ door J. De Meester en een literaire kroniek van W. Kloos over ‘Een zwerver verliefd’ van Arthur van Schendel. Nr 9. Voorop een mooie proza-brok ‘Een zeereis’ door A. Van Oordt; en verzen van Willem Kloos en Marie Metz-Koning. Verder 't vervolg van ‘Geertje’ door J. De Meester. In zijn literaire kroniek bespreekt Willem Kloos op hoogstbelangrijke wijze een boek van Frans Netscher en herinnert in treffende bewoordingen aan Schiller ter gelegenheid der Schiller-feesten. Nr 10. ‘Kinderen’ door Frits Roosdorp, den te vroeg overleden begaafden prozaïst. Verder verzen van Willem Kloos en Marie Metz-Koning. 't Vervolg van ‘Geertje’; en ‘Jans de Bruijn’ door Hendrik Van de Vaete. In zijn literaire kroniek wreekt W. Kloos Gust. van Hulzens laatste boek: ‘In hooge Regionen’ tegen sommige al te oppervlakkig pratende critici. Nr 12. ‘Jans de Bruijn’ vervolg. Verzen van Richard de Cneudt, Willem Kloos en Jules Schürmann. ‘De gouden Lanen’ een sonnet door onzen Vlaming de Cneudt is waarlijk voortreffelijk; Willem Kloos bespreekt G. Simons' Op de Zoom.
J.E. | |
Hollandsche Novellen (uitgave drukkerij Voorburg, te Voorburg; voor België 8 fr.)Dit veertiendaagsche tijdschrift brengt ons geregeld een mooie, onuitgegeven novelle. Zoo kregen we reeds: ‘Comedie-spel’ en ‘Het Geld’ door Reyneke van Stuwe; ‘Idool’ en ‘het einde van den Rijken van Ram’ door Benno H. Vos, een jeugdigen schrijver die pas het gymnasium heeft verlaten, en wiens breede aanleg een schoone belofte draagt voor de toekomst. Zijn eerste roman ‘Carla’ bevat naast jeugdig werk talrijke brokken die sterk aandoen door feitelijke schoonheid. Verder nog ‘Wreed Noodlot’ door Thérèse Hoven; een prachtstuk ‘Een Kind’ door Marcellus Emants; ‘Een | |
[pagina 52]
| |
majesteit’ door Louise Stratenus; ‘Fijne Snaren’ door Melati van Java; e.a. Dit tijdschrift geeft degelijke lectuur, die wel voor geen collegiegasten lijkt, maar hooger-ontwikkelden groot genoegen zal verschaffen. De prijs voor België is zoo laag mogelijk gesteld.
J.E. | |
Groot Nederland. (uitgave Van Holkema, Warendorf).No 4. Dit nummer bevat het vervolg van Louis Couperus' schitterenden joman: ‘Van oude menschen, de dingen die gaan. Verder schoone verzen van René de Clercq en Edw. B. Koster. Nog ‘Kinderen’ door Ina Boudier-Bakker en 't vervolg van Top Naeffs roman ‘De Dochter’. No 5. Dit nummer brengt geen verzen bij. Louis Couperus' en Top Naeffs romans vervolgen, verder een mooie brok ‘Een Avond’ door den welbekenden nederlandschen Pierre Loti: Henri van Booven en ‘Eenzaamheid’ door Samuel Goudsmit. Onder de rubriek ‘Literatuur’ bespreekt W. van Nouhuys G. van Hulzens ‘In hooge Regionen’ en weet er weinig goeds van te zeggen. No 6. Vervolg van Louis Couperus' roman. Flauwe verzen van Willem Kalma. Proza door R. Stolk ‘Avonden’, en J.L. Walch ‘Weerzien’. W. van Nouhuys bespreekt gunstig een roman ‘Getroffenen’ door H. Dehding die het maar half blijkt te verdienen. Voorts Bibliografie. No 7. Cyriel Buysse begint een nieuwen roman ‘Het leven van Rozeke van Dalen’. Verder een kranige brok proza door Is. Querido ‘Aphorische Kritiek’. Schrijver heeft het over Busken Huet en Madame De Staël, Flaubert, Vincent van Gogh en Montaigne. Nog: domme versjes van Annie Salomons, en een brok schoon proza ‘Zondag’ door Gerard van Eckeren. W. Van Nouhuys bespreekt gunstig J. Eigenhuis' Waterwolf en G. Simons' Tot het Uiterste. | |
Aan ‘De Student’Ter gelegenheid van zijn 25-jarig jubelfeest biedt ‘Jong Dietschland’ aan ‘De Student’, waarin velen onder ons hunne eerste pennevruchten plaatsten, zijne welgemeende en dankbare gelukwenschen aan. Ad multos annos! |
|