Jong Dietschland. Jaargang 8(1905-1906)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Wachten Steeds snijdt dit woord door 't zij den rug van menschendroomen en dekt met lijkgewâ van nevel koepels licht, wij zien het ideaal begeeren en beminnen 't maar 't drukbetrachte beeld vlucht in het vergezicht. Het wenkt dooraderd en omkranst van 's hemels stralen ons uit de verte heen naar 't zonneland van gloed, ons zucht streeft sneller voort dan vleuglen kunnen vliegen, maar 't lichaam sleept zoo traag op strompelenden voet op de eeuwig-lange baan naar dat gewenschte droombeeld, die dompelt in de verte als in een diepen nacht waarop een spokenrij van duizend mijlenpalen den sabbat om ons danst en met ons streven lacht. Hoe hartverscheurend als na lange en wrange tochten het doel nog even ver van ons verwijderd schijnt, wanneer wij nederzijgen in de doffe schaduw der zon, die ginder ver ons toelacht en verdwijnt. Dan luikt de pijn ons moede roodgekreten oogen en stolt op 't zweetend voorhoofd ons vervrozen smart; dan snijdt de twijfel al de pezen van ons voeten, en valt het zware hoofd, op 't hijgend-kloppend hart. [pagina 41] [p. 41] Maar eens het doel bereikt is 't wee der reis vergeten: in de woestijn genas een blik op eene slang de zieke kindren Gods; - voor ons glijdt uit het oorbeeld de blijde blos der vreugd op ons verbleekte wang. De wonden van ons voet zijn plotselings toegebalsemd, ons moegekropen knie vindt knielen zaligheid; Een eindloos zoet gevoel ligt over gansch ons wezen gelijk een zwellende oceaan van heil gespreid. Gezegend worden dan de dagen van het wachten, een eeuwigheid geluk baart iedre lijdensstond, de tranen klaren uit in 't vonkelen der oogen en roode rozen bloeien op uit elke wond. L. Dosfel. Vorige Volgende