Jong Dietschland. Jaargang 7(1904-1905)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] Het zwart Zieltje De hemel was donker gebleven en droef. Met slependen sluier, door regen en wind, Toog over de gladdige kerkebaan Menig huiverend communiekind. Zeker omdat, sprak een angstige mond, Zich een foeizwart zieltje in hun midden bevond! 't Was binnen in 't kerkje stil, o zoo stil: Het, klokje staakte zijn dof geklop En geruischloos klom de zedige stoet Naar 't kleine communiebankjen op. Menige moeder smoorde een klacht, Als ze aan het zondige zieltje dacht. Maar eindelijk geeft de priester het kruis En als de kinderen buitengaan Lacht hun, van boven het bloeiende dorp, Het schoonste lentezonneken aan! Neen, in hun midden, - waarom nog gevreesd? - En wàs geen zondig zieltje geweest. Lambrecht Lambrechts. Vorige Volgende